Aan mijn beste vriend Armando de Grote.
Elke wederkerigheid is een beperking.
Een mens is als een huis.
Als dat onbewoond is,
wordt alles sneller rot.
Wij zijn mensen die als
onbewoonde huizen staan.
Tot de tijd komt.
En wanneer eeuwigheid
zich in de tijd mengt,
komt de tijd tot stilstand.
Bijna elke wederkerigheid is een beperking.
dinsdag 29 december 2009
zondag 20 december 2009
Gapend als een muil
"Wij zijn een stort!", schreeuwt tante Gusta met haar nasale en astmatische stem naar nonkel Destiny. Hij heeft maîtresses.
Nonkel Destiny zegt: "Allez zoeteke."
En vervolgt.
Wij zijn toch geen stort.
Wij zijn toch geen plek van
koffiesediment en containers.
Relaties zijn altijd ambigu.
Relaties zijn zo ongewenst
als een gênante situatie
met ontblote mensen.
Het is met liefde
als met enthousiasme.
Beide zijn grillig
en tijdelijk.
Maar dan zeg ik u.
Ja, liefde en seks zijn
twee dingen
waar mensen op vastlopen.
Maar zelfs op storten
bouwt men steden.
Ik ben een rivier met
lage waterstand
en de bron is bevroren.
U moet ge kietelen opdat ge zou lachen.
Gusta, als ge dan toch zo gekwetst zijt, toon dat dan!
Ik hoop dat we elkaar in de toekomst nog eens zullen ontmoeten.
"We hebben elkaar toch al eens ontmoet.",
zegt Tante Gusta.
Nonkel Destiny zegt: "Allez zoeteke."
En vervolgt.
Wij zijn toch geen stort.
Wij zijn toch geen plek van
koffiesediment en containers.
Relaties zijn altijd ambigu.
Relaties zijn zo ongewenst
als een gênante situatie
met ontblote mensen.
Het is met liefde
als met enthousiasme.
Beide zijn grillig
en tijdelijk.
Maar dan zeg ik u.
Ja, liefde en seks zijn
twee dingen
waar mensen op vastlopen.
Maar zelfs op storten
bouwt men steden.
Ik ben een rivier met
lage waterstand
en de bron is bevroren.
U moet ge kietelen opdat ge zou lachen.
Gusta, als ge dan toch zo gekwetst zijt, toon dat dan!
Ik hoop dat we elkaar in de toekomst nog eens zullen ontmoeten.
"We hebben elkaar toch al eens ontmoet.",
zegt Tante Gusta.
zondag 15 november 2009
Een treurspel in zes bedrijven en vijf taferelen.
Als iemand zo oud zou worden als het aantal malen hij de badkamer schoonmaakt,
en hij zal dat 432 keer doen vooraleer te sterven,
dan zou hij kunnen zeggen gedaan ik maak die badkamer niet meer schoon.
Maar zo gaat dat niet.
Hij ziet de badkamer vuil worden en maakt ze schoon.
Vierhonderdeenendertig keer en ik zal sterven zegt hij.
Maar de dag waarop hij sterft, zal zijn badkamer schoon zijn.
En mensen zullen zeggen hij had dat maar niet zo vaak moeten doen,
het is zijn eigen schuld.
Maar hij was wel proper.
En zijn naam is Jan.
En op de dag waarop hij sterft,
verzamelen alle mensen die Jan ooit kenden voor de deur van zijn huis.
Ze roepen zijn naam.
"JAN, hé Jan!"
"Nooit zullen wij met stokken bij u weg te slaan zijn Jan."
Jan gaat niet op zijn balkon staan, hij kijkt niet door het raam,
want er is geen raam en ook geen balkon,
doch hij hoort hen wel.
Hij lacht en poetst zijn badkamer voor de laatste keer.
"Nooit zullen wij met stokken bij u weg te slaan zijn!"
Zijn eerste liefje roept: "Jan, in uw armen kon ik de zee horen!"
Zijn grootmoeder: "Jan, hoe hebt ge het in hemelsnaam allemaal zo ver laten komen?"
Zijn vader zegt: "Jan, sla vandaag een dag over. Ik ga vandaag ook een dag overslaan."
Maar wij allemaal: "Een dag overslaan? Niets zo onmogelijk als een dag overslaan!"
En Jan zei nog dat hij altijd bij ons zou zijn.
Doch we hebben hem sindsdien niet meer gezien.
en hij zal dat 432 keer doen vooraleer te sterven,
dan zou hij kunnen zeggen gedaan ik maak die badkamer niet meer schoon.
Maar zo gaat dat niet.
Hij ziet de badkamer vuil worden en maakt ze schoon.
Vierhonderdeenendertig keer en ik zal sterven zegt hij.
Maar de dag waarop hij sterft, zal zijn badkamer schoon zijn.
En mensen zullen zeggen hij had dat maar niet zo vaak moeten doen,
het is zijn eigen schuld.
Maar hij was wel proper.
En zijn naam is Jan.
En op de dag waarop hij sterft,
verzamelen alle mensen die Jan ooit kenden voor de deur van zijn huis.
Ze roepen zijn naam.
"JAN, hé Jan!"
"Nooit zullen wij met stokken bij u weg te slaan zijn Jan."
Jan gaat niet op zijn balkon staan, hij kijkt niet door het raam,
want er is geen raam en ook geen balkon,
doch hij hoort hen wel.
Hij lacht en poetst zijn badkamer voor de laatste keer.
"Nooit zullen wij met stokken bij u weg te slaan zijn!"
Zijn eerste liefje roept: "Jan, in uw armen kon ik de zee horen!"
Zijn grootmoeder: "Jan, hoe hebt ge het in hemelsnaam allemaal zo ver laten komen?"
Zijn vader zegt: "Jan, sla vandaag een dag over. Ik ga vandaag ook een dag overslaan."
Maar wij allemaal: "Een dag overslaan? Niets zo onmogelijk als een dag overslaan!"
En Jan zei nog dat hij altijd bij ons zou zijn.
Doch we hebben hem sindsdien niet meer gezien.
woensdag 11 november 2009
Voor de laatste keer.
Servaas vertrekt. Het is ochtend. Hij opent de deur. Hij heeft woonplaats en leeftijd.
Hij heeft een buurvrouw ze staat voor de deur die hij net opende daardoor kan hij niet naar buiten.
"SERVAAS HEEL DE WERELD GAAT U ZIEN STRALEN GE GAAT ER STAAN JONG.", schreeuwt ze.
Een trein rijdt voorbij. Servaas denkt zat ik maar op die trein had ik maar het gevoel ergens heen te gaan.
"WAT IS ER JONG KOP OP GE LIJKT ZO SIP?!", schreeuwt de buurvrouw want ze schreeuwt altijd ze is een van die mensen.
Servaas vergat zijn bril hij gaat terug naar binnen.
Leven is als een kind dat ge aan de telefoon krijgt ge weet niet wat ge daar mee moet.
Hij heeft een buurvrouw ze staat voor de deur die hij net opende daardoor kan hij niet naar buiten.
"SERVAAS HEEL DE WERELD GAAT U ZIEN STRALEN GE GAAT ER STAAN JONG.", schreeuwt ze.
Een trein rijdt voorbij. Servaas denkt zat ik maar op die trein had ik maar het gevoel ergens heen te gaan.
"WAT IS ER JONG KOP OP GE LIJKT ZO SIP?!", schreeuwt de buurvrouw want ze schreeuwt altijd ze is een van die mensen.
Servaas vergat zijn bril hij gaat terug naar binnen.
Leven is als een kind dat ge aan de telefoon krijgt ge weet niet wat ge daar mee moet.
zaterdag 7 november 2009
Truus en Iemand Anders
Niets gaat verloren zegt Truus.
Wanneer ze een lucifer ietwat te hevig tegen het luciferdoosje schurkt waardoor die een vonk vertoont doch onmiddelijk terug dooft, neemt ze een ander lucifer, doet die op een meer zorgvuldige manier branden, en houdt die tegen de gedoofde lucifer. Niets gaat verloren, zegt Truus dan. Beter twee brandende lucifer dan een gedoofde. Ze kijkt alsof ze dat in een camera zou zeggen als er een camera zou zijn, zo kijkt ze. Als in een kookprogramma. Ze staat daar dan.
Ze zal ons allemaal overleven, Truus. Ze luistert naar David Bowie.
Truus heeft het moeilijk met liefde. Tonen toch.
Ik zie u. Nog wel. Volgende week. Zegt Truus dan.
Truus tracht eigenlijk een feest te zijn voor iedereen.
Kom allemaal naar mij zegt ze dan.
't Begint om acht.
Truus zei steeds hihi. Toen ze nog jong was.
Nu zegt ze.
Niets gaat verloren.
Beter twee brandende lucifer dan een gedoofde, zegt Truus. Wat wilt dat nu zeggen zegt Iemand Anders niet Truus.
Als ik geld op mensenlevens zou moeten zetten, zou het elke dag solden zijn, zegt Truus. Maar dokters zet men niet te koop want zij moeten die mensenlevens redden. Verbetert Truus nog.
AI MADAM IK HEB UW KLEINEN INGESLIKT.
:(
Truus sterft maandag einde.
Begin 2
In het leven van Eerste en Tweede Persoon gaat ieder dood of weg. Maar dat heeft een reden.
Eerste Persoon: "Wij voelen elkaar nogal aan."
Tweede Persoon: "Ja."
Iemand Anders zal zich ontfermen over Eerste en Tweede Persoon. Maandag. In een mensenleven gebeuren alle belangrijke dingen op maandag. Dat is wetenschap.
Shht nu. De kleine slaapt.
Wie geloofde immers echt dat Truus ons allemaal zou overleven?
Hoe gaat het met u Truus?
"Ik moet zeggen ik heb nogal last aan mijn sonates voor klavecimbel."
Mensen die last hebben gaan laat op de avond dood.
Dat is wetenschap.
Einde
Wanneer ze een lucifer ietwat te hevig tegen het luciferdoosje schurkt waardoor die een vonk vertoont doch onmiddelijk terug dooft, neemt ze een ander lucifer, doet die op een meer zorgvuldige manier branden, en houdt die tegen de gedoofde lucifer. Niets gaat verloren, zegt Truus dan. Beter twee brandende lucifer dan een gedoofde. Ze kijkt alsof ze dat in een camera zou zeggen als er een camera zou zijn, zo kijkt ze. Als in een kookprogramma. Ze staat daar dan.
Ze zal ons allemaal overleven, Truus. Ze luistert naar David Bowie.
Truus heeft het moeilijk met liefde. Tonen toch.
Ik zie u. Nog wel. Volgende week. Zegt Truus dan.
Truus tracht eigenlijk een feest te zijn voor iedereen.
Kom allemaal naar mij zegt ze dan.
't Begint om acht.
Truus zei steeds hihi. Toen ze nog jong was.
Nu zegt ze.
Niets gaat verloren.
Beter twee brandende lucifer dan een gedoofde, zegt Truus. Wat wilt dat nu zeggen zegt Iemand Anders niet Truus.
Als ik geld op mensenlevens zou moeten zetten, zou het elke dag solden zijn, zegt Truus. Maar dokters zet men niet te koop want zij moeten die mensenlevens redden. Verbetert Truus nog.
AI MADAM IK HEB UW KLEINEN INGESLIKT.
:(
Truus sterft maandag einde.
Begin 2
In het leven van Eerste en Tweede Persoon gaat ieder dood of weg. Maar dat heeft een reden.
Eerste Persoon: "Wij voelen elkaar nogal aan."
Tweede Persoon: "Ja."
Iemand Anders zal zich ontfermen over Eerste en Tweede Persoon. Maandag. In een mensenleven gebeuren alle belangrijke dingen op maandag. Dat is wetenschap.
Shht nu. De kleine slaapt.
Wie geloofde immers echt dat Truus ons allemaal zou overleven?
Hoe gaat het met u Truus?
"Ik moet zeggen ik heb nogal last aan mijn sonates voor klavecimbel."
Mensen die last hebben gaan laat op de avond dood.
Dat is wetenschap.
Einde
zaterdag 24 oktober 2009
Liefde voor het kind.
Veronica zei nog: "Lapdance, gij hebt dat niet in u?"
En neen, gelijk had ze, ik had dat niet in mij.
Veronica klapte de kinderwagen dicht maar het kind zat er nog in.
We zijn nog met het kind naar de dokter gereden maar alle hulp kwam te laat. Het kind was dood.
We zijn er dan nog voor een laatste keer mee gaan wandelen en hebben het toen in het park begraven - we hebben het daar eigenlijk gewoon gelegd want we hadden geen schopje.
De ganzen zijn dan met het kind beginnen spelen en dat maakte dat we het park met een goed gevoel konden verlaten want eenzaam zou het kind toch niet zijn en spelen deed het graag.
Veronica heeft dan een hondje onder de arm genomen omdat ze niet langer iets had om mee te wandelen.
Het kind was steeds goed geweest voor onze lijnen.
En neen, gelijk had ze, ik had dat niet in mij.
Veronica klapte de kinderwagen dicht maar het kind zat er nog in.
We zijn nog met het kind naar de dokter gereden maar alle hulp kwam te laat. Het kind was dood.
We zijn er dan nog voor een laatste keer mee gaan wandelen en hebben het toen in het park begraven - we hebben het daar eigenlijk gewoon gelegd want we hadden geen schopje.
De ganzen zijn dan met het kind beginnen spelen en dat maakte dat we het park met een goed gevoel konden verlaten want eenzaam zou het kind toch niet zijn en spelen deed het graag.
Veronica heeft dan een hondje onder de arm genomen omdat ze niet langer iets had om mee te wandelen.
Het kind was steeds goed geweest voor onze lijnen.
woensdag 21 oktober 2009
Het is tijd - deel vier: Eerste Persoon (solo)
Op een dag - ik had een afspraak,
maar die afspraak was snel voorbij,
en ik begon te stappen.
De afspraak had me ver gebracht -
ik poogde minder ver te raken.
Ik dwaalde en vroeg de weg.
Een man zei sorry, maar u bent echt heel ver weg.
Vanaf die dag ben ik heel veel van wandelen gaan houden.
maar die afspraak was snel voorbij,
en ik begon te stappen.
De afspraak had me ver gebracht -
ik poogde minder ver te raken.
Ik dwaalde en vroeg de weg.
Een man zei sorry, maar u bent echt heel ver weg.
Vanaf die dag ben ik heel veel van wandelen gaan houden.
vrijdag 28 augustus 2009
Het is tijd - deel drie: Op een ochtend in het heelal.
De intrede van mevrouw Tafereel.
Mevrouw Tafereel zet alle dingen recht. Toen ze hier nog was, hadden wij - en wij dat zijn Tweede Persoon en ik - nooit wat te doen. Zij deed alles reeds voor ons. Een keer huilde ze dagenlang. Ons resterende gehuil heeft Mevrouw Tafereel reeds verteerd. Ons gelach ook. Ze bereidde alle taarten die we in ons leven zelf zouden bakken, richtte onze toekomstige woonsten alvast in, en bracht tijd door met de aanstaande kleinkinderen. Zij was het ook die ons door de perseïden had gezeuld.
Ja, toen zij hier was. We vierden hele dagen de nacht.
Mevrouw Tafereel had een motto. ALLES RECHT ZETTEN.
Mevrouw Tafereel was niet de personificatie van middelmaat.
ELKE SITUATIE TEN VOLLE BENUTTEN.
Mevrouw Tafereel was statig als een hoog paard.
Baby's dragen geen stiletto's! ! !
Er zijn duizend betere plekken dan deze.
En dat was de aanzet van alles; het vertrek van Mevrouw Tafereel.
Tweede Persoon en ik bleven alleen achter. En er was niets dat ons nog te doen stond.
Mevrouw Tafereel zet alle dingen recht. Toen ze hier nog was, hadden wij - en wij dat zijn Tweede Persoon en ik - nooit wat te doen. Zij deed alles reeds voor ons. Een keer huilde ze dagenlang. Ons resterende gehuil heeft Mevrouw Tafereel reeds verteerd. Ons gelach ook. Ze bereidde alle taarten die we in ons leven zelf zouden bakken, richtte onze toekomstige woonsten alvast in, en bracht tijd door met de aanstaande kleinkinderen. Zij was het ook die ons door de perseïden had gezeuld.
Ja, toen zij hier was. We vierden hele dagen de nacht.
Mevrouw Tafereel had een motto. ALLES RECHT ZETTEN.
Mevrouw Tafereel was niet de personificatie van middelmaat.
ELKE SITUATIE TEN VOLLE BENUTTEN.
Mevrouw Tafereel was statig als een hoog paard.
Baby's dragen geen stiletto's! ! !
Er zijn duizend betere plekken dan deze.
En dat was de aanzet van alles; het vertrek van Mevrouw Tafereel.
Tweede Persoon en ik bleven alleen achter. En er was niets dat ons nog te doen stond.
dinsdag 11 augustus 2009
Het is tijd - deel twee: Bruggen naar ver weg.
Mijn grootvader is van het allooi mens dat steeds roerloos en schijnbaar nors overal rondhangt, en dingen repareert. En waarvan je maar moet weten dat het geen vlieg kwaad doet en je graag ziet. Dat hij je graag ziet, merk je soms. Aan zijn kleine mopjes die niet gericht zijn aan een hele groep, maar aan jou. En aan de lach en knipoog die daarbij horen. Hij kijkt je niet vaak aan, grootva, maar als hij het doet, zou men met hem naar Mars willen. Grootmoe is lief en bitterzoet. Die woorden lijken voor haar uitgevonden.
Grootmoe en grootva zijn louter fictief.
We nemen plaats aan een tafel in een wegrestaurant. Ik, Eerste Persoon, ga in het midden van een zetelrij zitten. Grootmoe schuift aan langs de ene zijde, grootva langs de andere. Onze handen laten we op de verweerde kussens rusten. Ik voel me vijf. Zij twee zullen me elk om beurt voeden, zodat ze soms zelf een hap kunnen nemen.
“Wat zal het worden?” Een zwangere brunette stapt langszij en kijkt sip. Ik staar naar haar buik. Daarna naar haar borsten. Ik word niet opgewonden. Ik denk aan haar kind. Uit het assortiment hamburgers poog ik de meest betrouwbare hap te kiezen. Geen vis, kip, zeker geen sla. Ik zeg:
“Broodje mayonaise?”
“OK. En voor meneer en mevrouw?”
“Drie broodjes mayonaise graag.”
Mijn bord lijkt het prematuur kind van mevrouw Brunette. De mayonaise loopt als kaarsvet van het bord. Een prematuur kind lijkt op kaarsvet dat van een bord loopt.
Die dag gebeurde er verder niets.
Drie weken later had ik een afspraak met Tweede Persoon, en mijn gedachten gingen geheel naar hem toe.
We zouden samen moe worden. Eerst liepen we gearmd langs waterlopen en verstopten we ons voor elkaar achter gordijnen. Daarna hadden we een gesprek. Het gesprek ging als volgt:
“Aan sommige mensjes kan je reeds vroeg zien hoe ze er als veertigjarige huisvrouw of verlepte werkman zullen uitzien. De eerste trekken van een beneveld gezicht, maar dan zonder de rimpels en nog geen voorgetekende mascara. Het zijn zij die van die clichékoppels maken. Daar heb ik een hekel aan.”
“Ja, en het worden er elke seconde meer.”
“Zijn er eigenlijk andere dan clichékoppels?”
“Jij en ik?”
“Vast wel. Wat is een clichékoppel?”
“Als ik later een vette bonus krijg op het werk, ga ik daar geen zwembad mee plaatsen.”
“Wees zoet.”
Daarna besloten Eerste Persoon en Tweede Persoon samen moe te worden.
.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................
Grootmoe en grootva zijn louter fictief.
We nemen plaats aan een tafel in een wegrestaurant. Ik, Eerste Persoon, ga in het midden van een zetelrij zitten. Grootmoe schuift aan langs de ene zijde, grootva langs de andere. Onze handen laten we op de verweerde kussens rusten. Ik voel me vijf. Zij twee zullen me elk om beurt voeden, zodat ze soms zelf een hap kunnen nemen.
“Wat zal het worden?” Een zwangere brunette stapt langszij en kijkt sip. Ik staar naar haar buik. Daarna naar haar borsten. Ik word niet opgewonden. Ik denk aan haar kind. Uit het assortiment hamburgers poog ik de meest betrouwbare hap te kiezen. Geen vis, kip, zeker geen sla. Ik zeg:
“Broodje mayonaise?”
“OK. En voor meneer en mevrouw?”
“Drie broodjes mayonaise graag.”
Mijn bord lijkt het prematuur kind van mevrouw Brunette. De mayonaise loopt als kaarsvet van het bord. Een prematuur kind lijkt op kaarsvet dat van een bord loopt.
Die dag gebeurde er verder niets.
Drie weken later had ik een afspraak met Tweede Persoon, en mijn gedachten gingen geheel naar hem toe.
We zouden samen moe worden. Eerst liepen we gearmd langs waterlopen en verstopten we ons voor elkaar achter gordijnen. Daarna hadden we een gesprek. Het gesprek ging als volgt:
“Aan sommige mensjes kan je reeds vroeg zien hoe ze er als veertigjarige huisvrouw of verlepte werkman zullen uitzien. De eerste trekken van een beneveld gezicht, maar dan zonder de rimpels en nog geen voorgetekende mascara. Het zijn zij die van die clichékoppels maken. Daar heb ik een hekel aan.”
“Ja, en het worden er elke seconde meer.”
“Zijn er eigenlijk andere dan clichékoppels?”
“Jij en ik?”
“Vast wel. Wat is een clichékoppel?”
“Als ik later een vette bonus krijg op het werk, ga ik daar geen zwembad mee plaatsen.”
“Wees zoet.”
Daarna besloten Eerste Persoon en Tweede Persoon samen moe te worden.
.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................
maandag 10 augustus 2009
Het is tijd.
Toen Eerste Persoon, Tweede Persoon die ochtend vroeg wat ie over het leven kon zeggen, klopte iemand aan de deur.
Maar, ze deden niet open.
Nogmaals geklop.
Ze deden niet open.
Leven is als zeulen met patatten. De oogst is reeds voorbij en alles wat men nog kan doen is zeulen met wat reeds is geweest.
Nooit zal er nog zo'n goeie oogst zijn.
Dat is leven.
Jij bent mijn knetter. Zo wat je hoort, als je plast in een vuurtje. Zei Eerste Persoon nog.
Maar, ze deden niet open.
Nogmaals geklop.
Ze deden niet open.
Leven is als zeulen met patatten. De oogst is reeds voorbij en alles wat men nog kan doen is zeulen met wat reeds is geweest.
Nooit zal er nog zo'n goeie oogst zijn.
Dat is leven.
Jij bent mijn knetter. Zo wat je hoort, als je plast in een vuurtje. Zei Eerste Persoon nog.
zondag 12 juli 2009
Pomperdepom in Avignon.
Bomen vertonen de intentie te groeien naar de zon doch niet helemaal náár de zon. Dat heb je dan met Bomen. Intenties.
- Eerste Persoon, ontbloot uw bovenlijf eens.
* Neen, waarom moet ik mijn bovenlijf ontbloten?
- De zon schijnt, dan ontbloot men het bovenlijf. En ik durf wedden dat ge er het bovenlijf voor hebt.
* Ik ontbloot mijn bovenlijf niet. Laat mij gerust.
- Een twee vijf acht vleesbolsters met ontbloot bovenlijf. Zie nu, je valt uit de boot. Dat is acht tegen een.
* Ja, maar ik ben sterker.
- ?
* ?
- ...
Ontbloot uw bovenlijf nu gewoon.
* Laat mij gewoon gerust.
- Maar gebruind bovenlijf, warmtestralen op uw bovenlijf?!
* Neen. Niet gezond. Warm genoeg.
- Neen.
Maak dan je bed op. Ververs je lakens.
* Maar de oude liggen er net op.
- Ververs!
* Verviers?
- Fuck you.
Merk je niets op?
* Kapper?
- ....
* Kapper?
Kapper?
- Neen.
* Uw Torso is gegroeid hè?
STOPSTOPSTOP.
Pas dat nu nog eens, ik ben er zeker van dat ge daar in kunt.
Heej hop heej hop ja TREKKEN.
Zo.
Ge lijkt nog altijd op ne fricandon maar dan toch ne schoon ingepakte.
- Melancholie is de bitch onder de gevoelens.
* Alle gevoelens zijn bitches.
**********NUCLEAIRE WINTERRRRRRRRRRRRRRRRRRRR.
Noemt ge dat een eenduidig systeem van Tweede Persoon?
- Eerste Persoon, ontbloot uw bovenlijf eens.
* Neen, waarom moet ik mijn bovenlijf ontbloten?
- De zon schijnt, dan ontbloot men het bovenlijf. En ik durf wedden dat ge er het bovenlijf voor hebt.
* Ik ontbloot mijn bovenlijf niet. Laat mij gerust.
- Een twee vijf acht vleesbolsters met ontbloot bovenlijf. Zie nu, je valt uit de boot. Dat is acht tegen een.
* Ja, maar ik ben sterker.
- ?
* ?
- ...
Ontbloot uw bovenlijf nu gewoon.
* Laat mij gewoon gerust.
- Maar gebruind bovenlijf, warmtestralen op uw bovenlijf?!
* Neen. Niet gezond. Warm genoeg.
- Neen.
Maak dan je bed op. Ververs je lakens.
* Maar de oude liggen er net op.
- Ververs!
* Verviers?
- Fuck you.
Merk je niets op?
* Kapper?
- ....
* Kapper?
Kapper?
- Neen.
* Uw Torso is gegroeid hè?
STOPSTOPSTOP.
Pas dat nu nog eens, ik ben er zeker van dat ge daar in kunt.
Heej hop heej hop ja TREKKEN.
Zo.
Ge lijkt nog altijd op ne fricandon maar dan toch ne schoon ingepakte.
- Melancholie is de bitch onder de gevoelens.
* Alle gevoelens zijn bitches.
**********NUCLEAIRE WINTERRRRRRRRRRRRRRRRRRRR.
Noemt ge dat een eenduidig systeem van Tweede Persoon?
vrijdag 10 juli 2009
1. Hechten is ten onder gaan
Mijn moeder ligt op straat.
Ze hebben haar opengesneden.
Ze ligt dus open. - hé seg naai mij is dicht jong!
Haar bloed stroomt weg.
Over het tarmark. Hop, de riool in jij, Bloed. - ik probeer het te vangen met mijn handen en opnieuw in haar te stoppen en opnieuw en opnieuw
Haar jurk is gescheurd en haar hakken gebroken. Oorbellen liggen even verder - ja daarzo, en haar halsketting breekt. Nu.
Het hoofd van mijn moeder hangt wat te bengelen en raakt soms het wegdek. - zegt als het zeer doet hé madammeke
Vroeger zaaide ik krokussen en als ze dan groot waren en ik per ongeluk een stengel brak, kleefde ik die er opnieuw aan.
Kan u mijn moeder lijmen?
Sorry knul.
Ach ja, zit er niet mee in hoor.
Ze ligt in het midden van drie rijvakken, mijn moeder. Mi-jn moeder! Ze blokkeert een hele rijrichting van een internationale weg. - segsegseg, mijn moeder zie. ziet da aan
Aan de andere kant van de middenberm stoppen mensen om te kijken. - jaja, kijk is moeder. ze komen voor u. kijk moeder! kijk kijk kijk. kijk dan toch.
GA IS UIT DE WEG!! Ik moet naar de ZEE.
Kan u haar niet wat zachtaardiger beh..
VOORTMAKEN jongens, al tien km file. V O O R T maken. - Aiaiai, zie diene middenberm is, daar zijn kosten aan.
Ah, ze leeft nu als een plant.
Ah, en nu niet meer.
Ja, dag dan maar hé mama.
OPRUIMEN mannekes!
Ze hebben haar opengesneden.
Ze ligt dus open. - hé seg naai mij is dicht jong!
Haar bloed stroomt weg.
Over het tarmark. Hop, de riool in jij, Bloed. - ik probeer het te vangen met mijn handen en opnieuw in haar te stoppen en opnieuw en opnieuw
Haar jurk is gescheurd en haar hakken gebroken. Oorbellen liggen even verder - ja daarzo, en haar halsketting breekt. Nu.
Het hoofd van mijn moeder hangt wat te bengelen en raakt soms het wegdek. - zegt als het zeer doet hé madammeke
Vroeger zaaide ik krokussen en als ze dan groot waren en ik per ongeluk een stengel brak, kleefde ik die er opnieuw aan.
Kan u mijn moeder lijmen?
Sorry knul.
Ach ja, zit er niet mee in hoor.
Ze ligt in het midden van drie rijvakken, mijn moeder. Mi-jn moeder! Ze blokkeert een hele rijrichting van een internationale weg. - segsegseg, mijn moeder zie. ziet da aan
Aan de andere kant van de middenberm stoppen mensen om te kijken. - jaja, kijk is moeder. ze komen voor u. kijk moeder! kijk kijk kijk. kijk dan toch.
GA IS UIT DE WEG!! Ik moet naar de ZEE.
Kan u haar niet wat zachtaardiger beh..
VOORTMAKEN jongens, al tien km file. V O O R T maken. - Aiaiai, zie diene middenberm is, daar zijn kosten aan.
Ah, ze leeft nu als een plant.
Ah, en nu niet meer.
Ja, dag dan maar hé mama.
OPRUIMEN mannekes!
donderdag 11 juni 2009
"U woont misschien ergens op de buiten."
Ook al had Anne De Baetzelier zich vooraf ettelijke tinten bruiner gemaakt, haalde ze haar blinkfactor omhoog met drie, beheerste ze een haast foutloos Vtms en had ze de haren in een toren geplaatst, werd ze tijdens onderstaand debat gecontroleerd en op allerlei wijzen onteerd door Freya Van den Bossche. Verder is ze trouwens bijzonder slecht geïnformeerd maar dat sluit uiteraard aan bij het totaalconcept Anne en ook wel een beetje bij dat van haar partij en eigenlijk ook bij heel politiek rechts. Eigenlijk raaskalt ze gewoon een beetje en tracht ze zich in te dekken met wat gedateerd cijfermateriaal van Wikipedia.
Anne woont aldus op het pelatteland. Bij seconden vier tot acht doet ze u vast en zeker denken aan een koter die van de trap valt en weglachend kenbaar maakt dat hij geen PIJN heeft, maar dan op de Annewijze - ik tracht enkel te zeggen dat ze er zo sjofel en geesteloos uitziet. Ik hoop dat Anne binnenkort uit elkaar valt. Sorry Anne, ge wordt het land uitgezet omdat ge te clichébevestigend zijt. Ge weet wel, 'bv in de politiek' enal.
Ik vind het niet acceptabel dat Anne De Baetzelier een mening heeft. Foei Anne. Billenkoek. Rode maaimieren!
Het meest vermakelijke fragment zie je hier:
En hier vind je het hele debat (deel drie is het meest charmante Annedeel - vanaf minuut twee, bij minuut drie zegt Anne dat ze in Kampenhout woont):
Terzake ‘09: herbekijk 03/06/09
Anne woont aldus op het pelatteland. Bij seconden vier tot acht doet ze u vast en zeker denken aan een koter die van de trap valt en weglachend kenbaar maakt dat hij geen PIJN heeft, maar dan op de Annewijze - ik tracht enkel te zeggen dat ze er zo sjofel en geesteloos uitziet. Ik hoop dat Anne binnenkort uit elkaar valt. Sorry Anne, ge wordt het land uitgezet omdat ge te clichébevestigend zijt. Ge weet wel, 'bv in de politiek' enal.
Ik vind het niet acceptabel dat Anne De Baetzelier een mening heeft. Foei Anne. Billenkoek. Rode maaimieren!
Het meest vermakelijke fragment zie je hier:
En hier vind je het hele debat (deel drie is het meest charmante Annedeel - vanaf minuut twee, bij minuut drie zegt Anne dat ze in Kampenhout woont):
Terzake ‘09: herbekijk 03/06/09
zondag 10 mei 2009
Gene
Ten einde de ergonomische crisis bij de openbare omroep tegen te gaan, besloot de ondernemersraad met ingang van vandaag een maximum kijkcijferaantal in te stellen voor alle programma's en films met Gene Bervoets.
Indien tijdens de eerstvolgende aflevering van Gentse Waterzooi het aantal van drie kijkers wordt overschreden, wordt Gene een exclusiviteitscontract met ZDF opgedrongen. Mogelijk publiek krijgt een milde straf zijnde een verbanning naar Gene.
Indien tijdens de eerstvolgende aflevering van Gentse Waterzooi het aantal van drie kijkers wordt overschreden, wordt Gene een exclusiviteitscontract met ZDF opgedrongen. Mogelijk publiek krijgt een milde straf zijnde een verbanning naar Gene.
donderdag 7 mei 2009
Hotline Helena
Hallo.
Ik ben Alleen. Vandaag ben ik zo dik geworden dat geen enkel kledingstuk mijn vormen nog kan verhullen.
“GODVERDOMME.”
Waarom zegt ge GODVERDOMME Alleen?
“AL MIJN KINDEREN ZIJN OOK DIK GEWORDEN. Van de een op de andere dag.”
Daar wij in de woestijn leven, ontbreekt ons nu de mogelijkheid naar de winkels te kunnen. We liepen steeds. Nu we dik zijn, kleven we aan de grond. We zullen doodvallen in het zand en dan zullen de gieren een heerlijk maal aan ons hebben.
Ik weet nog goed. Na het rapen van tien boleten hadden we onze schoenen uitgetrokken en SEKS GEHAD.
“ER ZIJN HIER GEEN BOLETEN!!”
Grootva. Grootva. GROOTVA.
Hij is wakker. Als we hem langer dan drie uur laten slapen gaat ie dood. We hebben dat eens gehad. Ik zeg je, nooit meer.
Colette was steeds thuis. Dat dacht ik alleszins. Telkens ik het huis inging draaide alles rond Colette, zoals alles ook rond de zon draait, of bijna alles voor zover we veronderstellen of toch ook wel weten. Ze was de enige die in de kamers rondcirkelde, terwijl de rest de krant las of televisie keek. Meer was er niet nodig, wat rondcirkelen, zonder haar geen huis, geen mensen erin. Zo leek het. In werkelijkheid was Colette enkel thuis als ik langskwam.
Een keer was ze niet thuis, toen ik langskwam. Het jongste kind had vijf magneten gegeten en zo waren de darmen gaan samenkleven. Maar voor de rest, proficiat Colette voor het in stand houden van een schone illusie. En merci.
Hotline Helena
Helena is goodlooking, zeer fijn gebouwd, spiritueel, gastro., tweetalig met kennis van andere talen, jongogend, villa, spontaan, met niveau, vriendin nt. lesbo, sport, natuur, uit welstellend midden, stijlv. uitstraling, ondernemend, gepensioneerd, huiselijk.
“Helena is werkelijk alles wat ik wil.”
“Joren, Helena is een VLIEG.”
“En dan. Liefde gaat toch door merg en been en alles toch?”
“Och jong.”
“Die vlieg is mijn levensredder, ik voel het.”
Hallo. Ik rij met een vierwieler.
“WINKELKAR?”
Neen, geen winkelkar.
“WINKELKAR?”
Hallo. Ik heb maar vijf tanden.
Hallo. Ik heb er vijftien. Waarvan nul in mijn mond.
GEZOCHT. Tijdloze mensen.
GEZOCHT. Jij.
GEVONDEN. Niemand.
SPOORLOOS. Iedereen.
“Liefde, dat is als de stekker van een stofzuiger, of hoe iets met één knop zo snel weg kan zijn.”
“Ouwe zot, wat weet jij nou over liefde. Neen, liefde, dat is alles vanzelf of helemaal niet. En graag, of eveneens niet. En zich mooi maken.”
“Net omdat ik een ouwe zot ben, ken ik liefde.”
“Waarom maken mensen zich in hemelsnaam mooi? Ze gaan er enkel beroerder uitzien. Elk kledingstuk heeft wel iets carnavalesk. Het enige dat die broek van je poneert is dat je er in past, verder zie je er erg kolderiek uit.”
“Wat is liefde überhaupt waard? Er kan onmogelijk iemand altijd zijn. Onze ouders, zij zijn er van bij het begin. Zij gaan dan dood. Vrienden en lieven, zij komen er achteraf bij, kunnen er aldus onmogelijk altijd geweest zijn, en dan verdwijnen ze. Ja. De meeste van je vrienden en lieven zullen verdwijnen voor ze sterven. We kunnen slechts hopen dat als het onderweg ergens misloopt, jij steeds diegene bent die het het makkelijkst heeft bij het verdwijnen van de ander. Zoniet, ga JIJ dood. Dat steeds opnieuw moeten beginnen, het komt me de strot uit.”
“Een mens is te ambitieus, te narcistisch. Te egoïstisch om echte liefde te kunnen hebben. Of om zelfs maar iets van betekenis aan zijn leven te kunnen geven. Alles is rot en nutteloos en enkel als men er zelf baat bij heeft - men zou ook gek zijn, dat is de basis, maar met dat besef kan er wat moois komen.
En nog zoiets. Heeft onze onuitputtelijk zuigende transpirerende nood aan vriendschap en liefde niet tot gevolg dat het niet uitmaakt door wie zij worden ingevuld, zolang het maar niet al te grote kuikens zijn? Louter toeval toeval toeval en opvoeding en woonplaats.”
“Och ploert, zwijg toch. Wie zegt hier eigenlijk wat en noem je dit een dialoog? Flutmens.”
“Hé, niets gaat blijvend verloren.”
“Hé, huichelaar, ik dacht net een oud wijf te zien vallen, maar het was een kind. Zie je niet dat ik van dit onderwerp wil afdrijven?”
“Hé, sommige mensen zien er zo dom uit dat men zich zou afvragen of ze wel de mogelijkheid bezitten te kunnen zien en ruiken.”
“Sommige mensen zien er zo dom uit dat ze van mijn part gerust beroofd mogen worden van al hun organen. En van seks. JA, ontneem hen de seks. JAHAHAH.”
“Ontneem alle mensen seks. Ze verdienen het.”
“Sorry, maar je vertoont nu echt wel alcoholisch gedrag.”
"Fenomeen in de holebiwereld. De homokop. De kop op iemands lijf die zegt 'Ik kan onmogelijk hetero zijn'. Het hoofd en alleen het hoofd."
Als ik ooit tachtig word, dat is viermaal zoveel als wat ik nu heb, als ik echt nog zo’n vier twintig jaren mag beleven, dood me dan alsjeblieft. Pijnlijk of zacht of snel of traag, maakt mij niet uit. Ik heb geleerd. Alles wat ik heb is het vooruitzicht dat het in de toekomst enkel beter kan worden. Als het in de toekomst slechter zou worden, zou ik weldra opnieuw het vuur moeten ontdekken. We hebben eruit geleerd. Niets erger dan ongemeendheid. Eigenlijk zijn we allemaal een Kaap de Overdreven Goede Hoop. Ja, we hebben er dan toch uit geleerd. Ik zou van leven kunnen houden. Ik zou aan de goede momenten kunnen denken, maar dan zou ik een belangrijk deel van mijn leven verloochenen. Een deel dat mij ook - en mogelijk zelfs in grotere mate - heeft gevormd, en bewust gemaakt van vanalles, en zo zou ik wederom helemaal niet van leven houden.
Ik ga een land bouwen met Ervaring. Ik ga ermee op de markt staan en word rijk als nijlpaarden dik zijn. Ik kan enkel meedelen dat het elke dag slechter wordt. Het is niet omdat mijn kathedraal nog een schijnbaar degelijke gevel heeft dat daarachter nog ook maar iets overeind blijft. Doch, we hebben geleerd. Het kan enkel ongemeend, dat merk ik wel, dat is ook niet wat ik wil. En toch, ik weet dat ik al over mijn hoogtepunt heen ben. We hebben geleerd.
Wens me afscheid.
Maar kom, terug over mensen. Als ze lachen, is het alsof ze huilen. Ze houden van sacrale pollepels.
Miss Piggy is wel knap, sneu voor haar dat ze het juiste figuur niet heeft.
Ooit was ik lid van het Ming-hof. Ik was het die onze naam ontleende aan die lelijke vazen.
Nu ik u ken, kan ik echt wel zeggen IK HEB HET MET U GEHAD.
Over houten snijplankjes. Dat droogt niet op, dat stoot niet af, het water trekt er gewoon in. Mijn plank zwelt.
Ik neem de oesters. Twee graag.
Ge hebt mijn gezicht stuk gescheurd.
Je hebt tot gevolg dat ik al mijn eer kwijt ben.
Je bent ook al over je hoogtepunt heen.
Ik heb een kater. Hij heet fantasie. Anders dan andere katten borduurt hij, liever dan stomweg met wol te spelen.
Hij heeft nooit losgelaten.
Hij zei te zullen terugkeren.
Wij zijn een koppel enkel en alleen om een briefwisseling te kunnen onderhouden met andere koppels.
Als er iemand ziek wordt, ik weet van niets.
Alles komt inorde, met PENTOBARBITAL.
PENTOBARBITAL, en al uw problemen van de baan.
Een goede nachtrust met PENTOBARBITAL.
Aan deze woorden denk ik, vanaf nu:
Idylle.
Portiekje.
Vitalistisch.
Spankracht.
Expatriates.
Mataglap.
Cadans.
Fiducie.
Zalm.
Brandnetelzalf.
Chris Offili.
Hitserij.
Soft-pornoversie.
Hoereren.
Badinerend.
Valsspelen.
Wens me afscheid. Met een echte lach.
Ik ben Alleen. Vandaag ben ik zo dik geworden dat geen enkel kledingstuk mijn vormen nog kan verhullen.
“GODVERDOMME.”
Waarom zegt ge GODVERDOMME Alleen?
“AL MIJN KINDEREN ZIJN OOK DIK GEWORDEN. Van de een op de andere dag.”
Daar wij in de woestijn leven, ontbreekt ons nu de mogelijkheid naar de winkels te kunnen. We liepen steeds. Nu we dik zijn, kleven we aan de grond. We zullen doodvallen in het zand en dan zullen de gieren een heerlijk maal aan ons hebben.
Ik weet nog goed. Na het rapen van tien boleten hadden we onze schoenen uitgetrokken en SEKS GEHAD.
“ER ZIJN HIER GEEN BOLETEN!!”
Grootva. Grootva. GROOTVA.
Hij is wakker. Als we hem langer dan drie uur laten slapen gaat ie dood. We hebben dat eens gehad. Ik zeg je, nooit meer.
Colette was steeds thuis. Dat dacht ik alleszins. Telkens ik het huis inging draaide alles rond Colette, zoals alles ook rond de zon draait, of bijna alles voor zover we veronderstellen of toch ook wel weten. Ze was de enige die in de kamers rondcirkelde, terwijl de rest de krant las of televisie keek. Meer was er niet nodig, wat rondcirkelen, zonder haar geen huis, geen mensen erin. Zo leek het. In werkelijkheid was Colette enkel thuis als ik langskwam.
Een keer was ze niet thuis, toen ik langskwam. Het jongste kind had vijf magneten gegeten en zo waren de darmen gaan samenkleven. Maar voor de rest, proficiat Colette voor het in stand houden van een schone illusie. En merci.
Hotline Helena
Helena is goodlooking, zeer fijn gebouwd, spiritueel, gastro., tweetalig met kennis van andere talen, jongogend, villa, spontaan, met niveau, vriendin nt. lesbo, sport, natuur, uit welstellend midden, stijlv. uitstraling, ondernemend, gepensioneerd, huiselijk.
“Helena is werkelijk alles wat ik wil.”
“Joren, Helena is een VLIEG.”
“En dan. Liefde gaat toch door merg en been en alles toch?”
“Och jong.”
“Die vlieg is mijn levensredder, ik voel het.”
Hallo. Ik rij met een vierwieler.
“WINKELKAR?”
Neen, geen winkelkar.
“WINKELKAR?”
Hallo. Ik heb maar vijf tanden.
Hallo. Ik heb er vijftien. Waarvan nul in mijn mond.
GEZOCHT. Tijdloze mensen.
GEZOCHT. Jij.
GEVONDEN. Niemand.
SPOORLOOS. Iedereen.
“Liefde, dat is als de stekker van een stofzuiger, of hoe iets met één knop zo snel weg kan zijn.”
“Ouwe zot, wat weet jij nou over liefde. Neen, liefde, dat is alles vanzelf of helemaal niet. En graag, of eveneens niet. En zich mooi maken.”
“Net omdat ik een ouwe zot ben, ken ik liefde.”
“Waarom maken mensen zich in hemelsnaam mooi? Ze gaan er enkel beroerder uitzien. Elk kledingstuk heeft wel iets carnavalesk. Het enige dat die broek van je poneert is dat je er in past, verder zie je er erg kolderiek uit.”
“Wat is liefde überhaupt waard? Er kan onmogelijk iemand altijd zijn. Onze ouders, zij zijn er van bij het begin. Zij gaan dan dood. Vrienden en lieven, zij komen er achteraf bij, kunnen er aldus onmogelijk altijd geweest zijn, en dan verdwijnen ze. Ja. De meeste van je vrienden en lieven zullen verdwijnen voor ze sterven. We kunnen slechts hopen dat als het onderweg ergens misloopt, jij steeds diegene bent die het het makkelijkst heeft bij het verdwijnen van de ander. Zoniet, ga JIJ dood. Dat steeds opnieuw moeten beginnen, het komt me de strot uit.”
“Een mens is te ambitieus, te narcistisch. Te egoïstisch om echte liefde te kunnen hebben. Of om zelfs maar iets van betekenis aan zijn leven te kunnen geven. Alles is rot en nutteloos en enkel als men er zelf baat bij heeft - men zou ook gek zijn, dat is de basis, maar met dat besef kan er wat moois komen.
En nog zoiets. Heeft onze onuitputtelijk zuigende transpirerende nood aan vriendschap en liefde niet tot gevolg dat het niet uitmaakt door wie zij worden ingevuld, zolang het maar niet al te grote kuikens zijn? Louter toeval toeval toeval en opvoeding en woonplaats.”
“Och ploert, zwijg toch. Wie zegt hier eigenlijk wat en noem je dit een dialoog? Flutmens.”
“Hé, niets gaat blijvend verloren.”
“Hé, huichelaar, ik dacht net een oud wijf te zien vallen, maar het was een kind. Zie je niet dat ik van dit onderwerp wil afdrijven?”
“Hé, sommige mensen zien er zo dom uit dat men zich zou afvragen of ze wel de mogelijkheid bezitten te kunnen zien en ruiken.”
“Sommige mensen zien er zo dom uit dat ze van mijn part gerust beroofd mogen worden van al hun organen. En van seks. JA, ontneem hen de seks. JAHAHAH.”
“Ontneem alle mensen seks. Ze verdienen het.”
“Sorry, maar je vertoont nu echt wel alcoholisch gedrag.”
"Fenomeen in de holebiwereld. De homokop. De kop op iemands lijf die zegt 'Ik kan onmogelijk hetero zijn'. Het hoofd en alleen het hoofd."
Als ik ooit tachtig word, dat is viermaal zoveel als wat ik nu heb, als ik echt nog zo’n vier twintig jaren mag beleven, dood me dan alsjeblieft. Pijnlijk of zacht of snel of traag, maakt mij niet uit. Ik heb geleerd. Alles wat ik heb is het vooruitzicht dat het in de toekomst enkel beter kan worden. Als het in de toekomst slechter zou worden, zou ik weldra opnieuw het vuur moeten ontdekken. We hebben eruit geleerd. Niets erger dan ongemeendheid. Eigenlijk zijn we allemaal een Kaap de Overdreven Goede Hoop. Ja, we hebben er dan toch uit geleerd. Ik zou van leven kunnen houden. Ik zou aan de goede momenten kunnen denken, maar dan zou ik een belangrijk deel van mijn leven verloochenen. Een deel dat mij ook - en mogelijk zelfs in grotere mate - heeft gevormd, en bewust gemaakt van vanalles, en zo zou ik wederom helemaal niet van leven houden.
Ik ga een land bouwen met Ervaring. Ik ga ermee op de markt staan en word rijk als nijlpaarden dik zijn. Ik kan enkel meedelen dat het elke dag slechter wordt. Het is niet omdat mijn kathedraal nog een schijnbaar degelijke gevel heeft dat daarachter nog ook maar iets overeind blijft. Doch, we hebben geleerd. Het kan enkel ongemeend, dat merk ik wel, dat is ook niet wat ik wil. En toch, ik weet dat ik al over mijn hoogtepunt heen ben. We hebben geleerd.
Wens me afscheid.
Maar kom, terug over mensen. Als ze lachen, is het alsof ze huilen. Ze houden van sacrale pollepels.
Miss Piggy is wel knap, sneu voor haar dat ze het juiste figuur niet heeft.
Ooit was ik lid van het Ming-hof. Ik was het die onze naam ontleende aan die lelijke vazen.
Nu ik u ken, kan ik echt wel zeggen IK HEB HET MET U GEHAD.
Over houten snijplankjes. Dat droogt niet op, dat stoot niet af, het water trekt er gewoon in. Mijn plank zwelt.
Ik neem de oesters. Twee graag.
Ge hebt mijn gezicht stuk gescheurd.
Je hebt tot gevolg dat ik al mijn eer kwijt ben.
Je bent ook al over je hoogtepunt heen.
Ik heb een kater. Hij heet fantasie. Anders dan andere katten borduurt hij, liever dan stomweg met wol te spelen.
Hij heeft nooit losgelaten.
Hij zei te zullen terugkeren.
Wij zijn een koppel enkel en alleen om een briefwisseling te kunnen onderhouden met andere koppels.
Als er iemand ziek wordt, ik weet van niets.
Alles komt inorde, met PENTOBARBITAL.
PENTOBARBITAL, en al uw problemen van de baan.
Een goede nachtrust met PENTOBARBITAL.
Aan deze woorden denk ik, vanaf nu:
Idylle.
Portiekje.
Vitalistisch.
Spankracht.
Expatriates.
Mataglap.
Cadans.
Fiducie.
Zalm.
Brandnetelzalf.
Chris Offili.
Hitserij.
Soft-pornoversie.
Hoereren.
Badinerend.
Valsspelen.
Wens me afscheid. Met een echte lach.
woensdag 18 februari 2009
Over vriendschap
Zestig procent van het menselijk lichaam bestaat uit kaas
een krop watersla bestaat helemaal uit kaas
Je bent moe aan het praten
en buiten schuifelen mensen in een hoek van 45 graden over het tarmak
ik stamel wat woorden maar ze blijven hangen in de plooien van een broodzak
en we donsen onder de dansdekens.
Er ligt een lichaam op straat
er zitten kogelgaten in
de wind schuurt door de wonden.
Er is ook een kind.
Het warmt de handen bij een brandende ton. Vlees.
Doch twee mannen komen aangelopen, nemen het kind bij de benen,
en werpen het in de ton. Vers vlees.
Mijn winterwalvis honoreert jouw eeuwig stukke stofzuiger
onder de eettafel in mijn kleine kies
ik ga jou een servies bakken van 's mens warsigheid
dra dra zullen we plebejisch geeuwen
Snut eens, beestje dat alle geluiden op aarde herhaalt.
Het loopt achter. Wees eens lief.
Huil maar vriendschap. Zet u neer.
Oh vriendschap, oh vriendschap
vuilnisbelten vol.
een krop watersla bestaat helemaal uit kaas
Je bent moe aan het praten
en buiten schuifelen mensen in een hoek van 45 graden over het tarmak
ik stamel wat woorden maar ze blijven hangen in de plooien van een broodzak
en we donsen onder de dansdekens.
Er ligt een lichaam op straat
er zitten kogelgaten in
de wind schuurt door de wonden.
Er is ook een kind.
Het warmt de handen bij een brandende ton. Vlees.
Doch twee mannen komen aangelopen, nemen het kind bij de benen,
en werpen het in de ton. Vers vlees.
Mijn winterwalvis honoreert jouw eeuwig stukke stofzuiger
onder de eettafel in mijn kleine kies
ik ga jou een servies bakken van 's mens warsigheid
dra dra zullen we plebejisch geeuwen
Snut eens, beestje dat alle geluiden op aarde herhaalt.
Het loopt achter. Wees eens lief.
Huil maar vriendschap. Zet u neer.
Oh vriendschap, oh vriendschap
vuilnisbelten vol.
Over liefde
Zij gaat in veel dingen getooid,
en op de foto trekt ze net als jullie
haar buik in.
6u39, dit ga ik voor het nageslacht bewaren.
6u40, ik plant een linde bij uw aankomst.
6u50, ik lijm uw brokken.
6u51, we roken de zee.
6u54, wij dansen tot bloedens toe.
6u56, we rollen de zee tussen onze vingers.
7u, ik ga vermomd als een vogel die 'tsr' doet
op uw schouder zitten.
7u01, het licht komt de kamer binnen maar als
het halverwege is, stoppen we de tijd en nu
mag slechts een van ons nog in het licht staan.
Gooi mij in het vuur.
Komaan. Komaan.
Ik blijt u kapot.
en op de foto trekt ze net als jullie
haar buik in.
6u39, dit ga ik voor het nageslacht bewaren.
6u40, ik plant een linde bij uw aankomst.
6u50, ik lijm uw brokken.
6u51, we roken de zee.
6u54, wij dansen tot bloedens toe.
6u56, we rollen de zee tussen onze vingers.
7u, ik ga vermomd als een vogel die 'tsr' doet
op uw schouder zitten.
7u01, het licht komt de kamer binnen maar als
het halverwege is, stoppen we de tijd en nu
mag slechts een van ons nog in het licht staan.
Gooi mij in het vuur.
Komaan. Komaan.
Ik blijt u kapot.
Over jaloezie en privaat eigendom
Wederom staat aan de deur
een vogel klein en groot als geur
en sleur van sloffen en scatologische kwinkslagen
van eigengereide keuzes en volle dagen.
In de kast rust de mast, van Freddy
zijn spaak heeft last want de kast zit vol,
hij vliegt nu naar vrouwen en hun hol.
"Dit wijf kan mij doen komen,
ik neuk haar graag en veel langs bomen.
Ik sper haar lippen open met een tang,
kom hier lief beestje da'k u vang,
en in dit gat stop rijk en warm,
en stinkend aan de dikke darm.
Leef maar in dit mens zolang ik leef,
zo weet ik dat zij nooit rijdt een schaats scheef.
Wijf, gij moogt geen ander poepen,
of dat beestje zal mij roepen."
"Dat beestje krabbelt aan mijn longen,
waar is de tijd dat wij nog zongen?
Nu vreet het mij aan van binnenuit,
maar gij zult afzien met uw fluit.
Wie mij nog neukt zal zich beklagen,
nu ben ik een wijf dat tijdens het poepen,
zit te zagen."
een vogel klein en groot als geur
en sleur van sloffen en scatologische kwinkslagen
van eigengereide keuzes en volle dagen.
In de kast rust de mast, van Freddy
zijn spaak heeft last want de kast zit vol,
hij vliegt nu naar vrouwen en hun hol.
"Dit wijf kan mij doen komen,
ik neuk haar graag en veel langs bomen.
Ik sper haar lippen open met een tang,
kom hier lief beestje da'k u vang,
en in dit gat stop rijk en warm,
en stinkend aan de dikke darm.
Leef maar in dit mens zolang ik leef,
zo weet ik dat zij nooit rijdt een schaats scheef.
Wijf, gij moogt geen ander poepen,
of dat beestje zal mij roepen."
"Dat beestje krabbelt aan mijn longen,
waar is de tijd dat wij nog zongen?
Nu vreet het mij aan van binnenuit,
maar gij zult afzien met uw fluit.
Wie mij nog neukt zal zich beklagen,
nu ben ik een wijf dat tijdens het poepen,
zit te zagen."
Imelda
Hallo mensen
Praat allemaal maar met mij
daar ben ik er voor
u kan mij inpakken, verhuren, of invoeren
ik zal met uw moppen lachen
ik voorzie u intussen van bier,
koffie, en stoverij.
Voor een extra stuiver bespeel ik zelfs uw.
Mijn naam is Imelda, en zelfs die is te koop.
Praat allemaal maar met mij
daar ben ik er voor
u kan mij inpakken, verhuren, of invoeren
ik zal met uw moppen lachen
ik voorzie u intussen van bier,
koffie, en stoverij.
Voor een extra stuiver bespeel ik zelfs uw.
Mijn naam is Imelda, en zelfs die is te koop.
De groei van een eiland
De bergflanken duwen het ijs in zee
en alle dieren die op het ijs leefden,
worden nu zeedieren.
Maar ze willen niet.
Ze klampen zich met hun giraflange
poten vast aan de bergflanken en
stoppen zo ook de schuivende ijsmassa.
Svalbard wordt hoger en de inwoners
zijn in de wolken.
en alle dieren die op het ijs leefden,
worden nu zeedieren.
Maar ze willen niet.
Ze klampen zich met hun giraflange
poten vast aan de bergflanken en
stoppen zo ook de schuivende ijsmassa.
Svalbard wordt hoger en de inwoners
zijn in de wolken.
Een oude man van tachtig
"Sorry, maar uw baby heeft een hartaanval gehad."
"We gaan hem u toch meegeven."
"Maar er zit een mens in!"
"We gaan hem u toch meegeven."
"Maar er zit een mens in!"
maandag 19 januari 2009
Geluk met haar op
Je liefelijkheid zat altijd al in het omslaan van de pagina's
met grote handen fietsten we door boeken
- jij bent mijn ambrozijn
in je ogen zie ik mijn gelukkige dagen.
Aan de kleur van elke pagina ziet men
welke thee we die dag dronken,
en zo lezen we ons relaas,
van vele malen condenseren tegen het venster,
elkaar achteraf te drogen hangen,
en hoe we elkaar dan rigoureus op het bed puzzelden.
Een mens wordt toch zo snel oud, mijnheer.
- probeer maar eens een raam te kuisen
zonder op een oud wijf te lijken
als we samen ouder worden,
zal het zijn alsof we nog steeds jongelingen zijn
onze boeken en gezichten dan wel onder een dikke laag stof.
Wij, iets minder zoetgevooisd, wat brozer
onze tijden weldra vervlogen.
Liever dan in deeltjes te sterven, leef ik het in een ruk uit.
met grote handen fietsten we door boeken
- jij bent mijn ambrozijn
in je ogen zie ik mijn gelukkige dagen.
Aan de kleur van elke pagina ziet men
welke thee we die dag dronken,
en zo lezen we ons relaas,
van vele malen condenseren tegen het venster,
elkaar achteraf te drogen hangen,
en hoe we elkaar dan rigoureus op het bed puzzelden.
Een mens wordt toch zo snel oud, mijnheer.
- probeer maar eens een raam te kuisen
zonder op een oud wijf te lijken
als we samen ouder worden,
zal het zijn alsof we nog steeds jongelingen zijn
onze boeken en gezichten dan wel onder een dikke laag stof.
Wij, iets minder zoetgevooisd, wat brozer
onze tijden weldra vervlogen.
Liever dan in deeltjes te sterven, leef ik het in een ruk uit.
De dagen krimpen
Met haar vale, knokige handen smeerde Sanseveria de crème minutieus op het gezicht. Rimpels werden gevuld met een yoghurtachtige balsem. Haar nagels waren dor en lang. Ze stak zich elke avond haast de ogen uit. Met een geëxalteerde gracieusheid wierp ze een laatste blik op het gelaat. Morgen zou het goedje de kleur van haar huid aangenomen hebben. S. voelde zich graag jong. Ze gebruikte zoveel tandbleekmiddel, dat haar tandvlees afstierf en haar hele mond zweren vertoonde. "Dat spul werkt als industrieel ontstopper.", had de verkoper gezegd. Ze ontblootte de voeten en stapte in bed bij haar Servaas. Beide sliepen enkel samen als hij kort voor slapengaan in zwijm gevallen was. De man kreeg zoveel calorieën binnen dat hij slechts sporadisch de slaap kon vatten. Servaas had longoedeem en boulimie, en spendeerde veelal de hele nacht voor de televisie. Het scherm had inmiddels Servaas' gelaatskleur bepaald. Vooral The Bold and the Beautiful, kon men op de kaken volgen.
"Er is nog rijst van gisteren.", riep Sanseveria haar echtgenoot die ochtend na. De ramen van het huis waren zo gemaakt, dat het binnenshuis steeds leek te stormen. Grote holtes deden het hele huis kletteren, kleine gleufjes floten hevig. Ze had niet de tijd om vandaag Servaas' voedsel te bereiden, en klom op de fiets. Zonder aan de pedalen te raken, bolde ze de straat uit. Terugkomen kon ze enkel met de fiets aan de hand. S. had haar capuchon over het hoofd getrokken. Autobestuurders reden in een grote boog om haar heen, omdat ze dachten Sanseveria van de fiets te doen waaien, zo frêle was ze. Haar blote benen leken op knapperige, langwerpige ovenhapjes.
Ze danste elke donderdag. Vandaag kwam er echter niemand opdagen. Ze danste alleen, aan de rand van het podium. Niemand keek. Haar lichaamscontouren tekenden zich af langs de planken, door een klein obsceen raampje kon ze de voeten van de voorbijgangers zien. Sanseveria tuurde de hele tijd naar de man achter de toog. Normaliter werd de kroeg uitgebaat door Sarah-Joy, waarmee S. graag de laatste bagatellen uitwisselde. Beide vrouwen informeerden elkaar diepgaand over hun voorbije televisiedag. De man kreeg het ongemakkelijk, "U danst goed hoor, mevrouw. Voor uw leeftijd.". Sanseveria bleef turen. Ze stapte de treden van het podium af en begaf zich naar de bar. "Een koffie graag."
Naast haar leunden twee vrouwen tegen de tapkast.
"We zijn gisteren naar de zee geweest. Al mijn kinderen zijn verdronken."
"Kom dat tegen. Het kan wel varen hé. Ze worden groot zeker?"
"Neen, ze zijn dood."
"Ahja."
S. liep naar het toilet om haar werkplunje aan te trekken. Zomer jongstleden had ze een baan gevonden in Mustapha's pittabar, waar ze een kindvriendelijke, McDonald’sachtige sfeer hielp te verwezenlijken. Weldra werd ze er verwacht. Sanseveria was clown, een der Mustapha's clowns. In clownspak liet ze zich verder van de helling rijden.
"Je bent te laat."
"Maar ik heb het pak al aangetrokken."
"Je bent te laat. Vandaag geen geld."
"Dan werk ik niet."
"Dan moet je morgen ook niet komen."
S. perste een lach op de lippen, en aaide kinderen met een geveinsde tederheid. Mustapha sloot pas om middernacht, waarna S., met de fiets aan de hand, naar huis stapte. Het was koud, ze had haar broekkousen aangetrokken, hield het te grote clownsgewaad naarstig omhoog. Gordijnen waaiden stormachtig uit hun ramen, een bierglas vloog rakelings langs het hoofd. Infaam sloegen moeders hun koters. In dit hol staarde iedereen onbezield voor zich uit. S. had de vriendelijke knikken reeds geruime tijd opgegeven. Het maakte haar zo desolaat. Naakte hoeren werden verkracht door honden, omstanders besproeiden hen met bier.
"Jij daar. Huur jij niet een kamer des vaders, aan de Ketelheide?"
"Dat klopt."
"Je moet nog betalen."
"Maar, ik heb net."
"Je moet nog betalen."
"Jullie zijn gek. Vraag jullie vader maar."
"Geef ons nu wat geld, oude repulsieve kween."
"Maar ik heb geen geld."
"Dan zullen we je te grazen nemen."
Sanseveria haastte zich op de pedalen van haar fiets, en trachtte voor de eerste maal de heuvel op te fietsen. Ze hief het achterste van het zadel, en trok zich recht aan het stuur. De drie mannen stormden naar de fiets. Een pedaal brak af, en S. dook tegen de vlakte. Ze lieten haar liggen, en liepen bulderend en bezopen verder. Het clownspak was verfomfaaid.
Die ochtend had S. zich geërgerd aan een verstopte afvoer. Ze had ontstopper meegebracht. “Dat spul werkt als industrieel ontstopper.”, had de verkoper gezegd. Ze liet drie volle flessen in de wastafel storten. Het putje slikte zoveel mogelijk, liet alles weer even opborrelen, waarna het goedje begon te zieden. Ze krabte met haar nagels de verharde crème vantussen de rimpels. Haar ogen zakten opnieuw naar hun oorspronkelijke positie, de ooghoeken gleden naar beneden. Ze had het gezicht van een treurige hond. Twee diepe rimpels tekenden haar wangen. De oren stonden veel te hoog om die van een mens te kunnen zijn.
Ze zette de clownsneus af. De witte badkamertegels waren kil, en deden haar voeten rillen. Het huis werd nooit verwarmd. “Zo voel ik dat ik leef.”, zei S. Voor het douchen wilde ze Servaas nog even gedag zeggen. De badkamerdeur zat vast. Ze werd paniekerig wanneer ze rookpluimpjes zag binnen glippen. S. liep naar de toiletpot, en hief zich met veel ongemak naar het kleine raampje. Ze stak haar hoofd naar buiten en wilde om hulp roepen. De drie mannen stonden in de achtertuin. Ze lachten en zongen.
"Klein vrouwtje van perkament, van je huis rest nu nog 't fundament, ons rest enkel nog jouw excrement."
De buren stonden op de achtergrond mee te neuriën.
S. sloot het raam, liep naar de douche, en draaide de kraan open. Het koudste water liet ze over haar hoofd vloeien. Het clownspak werd zwaar. Ze liet zich tegen de cabinewand naar beneden glijden en huilde. Ze sloot de ogen, bracht de handen naar het hoofd, en omsloot de oren. De haren pulseerden met het water. Het hoofd bewoog ze in cirkels onder de waterstralen, zachtjes. Ze hoorde de zee. Elke keer ze het hoofd wat verder vanonder de waterstraal haalde, hoorde ze een grote golf. Als ze trager bewoog, hoorde ze een lang uitgerekte golf die op het strand aanspoelde. Ze hoorde het zand meegenomen worden. Ze had zichzelf steeds geleerd de dood te relativeren. Ze had de zee nooit gehoord. Ze had niet gelukkig geleefd.
Alvorens het vuur de trap bereikte, raakten de leidingen verhit. De zwaveldampen van de ontstopper verspreidden zich in de badkamer.
Sanseveria werd samen met de resten van haar badkamer in een kist gegooid, en begraven op het kerkhof. Want dat is wat ze zeker niet wilde.
Een grote kaars wordt omringd door kleine kaarsjes. Wanneer de grote kaars brandt, laat ze het overtollig vet in de andere kaarsjes lopen, en verdrinkt hen.
"Er is nog rijst van gisteren.", riep Sanseveria haar echtgenoot die ochtend na. De ramen van het huis waren zo gemaakt, dat het binnenshuis steeds leek te stormen. Grote holtes deden het hele huis kletteren, kleine gleufjes floten hevig. Ze had niet de tijd om vandaag Servaas' voedsel te bereiden, en klom op de fiets. Zonder aan de pedalen te raken, bolde ze de straat uit. Terugkomen kon ze enkel met de fiets aan de hand. S. had haar capuchon over het hoofd getrokken. Autobestuurders reden in een grote boog om haar heen, omdat ze dachten Sanseveria van de fiets te doen waaien, zo frêle was ze. Haar blote benen leken op knapperige, langwerpige ovenhapjes.
Ze danste elke donderdag. Vandaag kwam er echter niemand opdagen. Ze danste alleen, aan de rand van het podium. Niemand keek. Haar lichaamscontouren tekenden zich af langs de planken, door een klein obsceen raampje kon ze de voeten van de voorbijgangers zien. Sanseveria tuurde de hele tijd naar de man achter de toog. Normaliter werd de kroeg uitgebaat door Sarah-Joy, waarmee S. graag de laatste bagatellen uitwisselde. Beide vrouwen informeerden elkaar diepgaand over hun voorbije televisiedag. De man kreeg het ongemakkelijk, "U danst goed hoor, mevrouw. Voor uw leeftijd.". Sanseveria bleef turen. Ze stapte de treden van het podium af en begaf zich naar de bar. "Een koffie graag."
Naast haar leunden twee vrouwen tegen de tapkast.
"We zijn gisteren naar de zee geweest. Al mijn kinderen zijn verdronken."
"Kom dat tegen. Het kan wel varen hé. Ze worden groot zeker?"
"Neen, ze zijn dood."
"Ahja."
S. liep naar het toilet om haar werkplunje aan te trekken. Zomer jongstleden had ze een baan gevonden in Mustapha's pittabar, waar ze een kindvriendelijke, McDonald’sachtige sfeer hielp te verwezenlijken. Weldra werd ze er verwacht. Sanseveria was clown, een der Mustapha's clowns. In clownspak liet ze zich verder van de helling rijden.
"Je bent te laat."
"Maar ik heb het pak al aangetrokken."
"Je bent te laat. Vandaag geen geld."
"Dan werk ik niet."
"Dan moet je morgen ook niet komen."
S. perste een lach op de lippen, en aaide kinderen met een geveinsde tederheid. Mustapha sloot pas om middernacht, waarna S., met de fiets aan de hand, naar huis stapte. Het was koud, ze had haar broekkousen aangetrokken, hield het te grote clownsgewaad naarstig omhoog. Gordijnen waaiden stormachtig uit hun ramen, een bierglas vloog rakelings langs het hoofd. Infaam sloegen moeders hun koters. In dit hol staarde iedereen onbezield voor zich uit. S. had de vriendelijke knikken reeds geruime tijd opgegeven. Het maakte haar zo desolaat. Naakte hoeren werden verkracht door honden, omstanders besproeiden hen met bier.
"Jij daar. Huur jij niet een kamer des vaders, aan de Ketelheide?"
"Dat klopt."
"Je moet nog betalen."
"Maar, ik heb net."
"Je moet nog betalen."
"Jullie zijn gek. Vraag jullie vader maar."
"Geef ons nu wat geld, oude repulsieve kween."
"Maar ik heb geen geld."
"Dan zullen we je te grazen nemen."
Sanseveria haastte zich op de pedalen van haar fiets, en trachtte voor de eerste maal de heuvel op te fietsen. Ze hief het achterste van het zadel, en trok zich recht aan het stuur. De drie mannen stormden naar de fiets. Een pedaal brak af, en S. dook tegen de vlakte. Ze lieten haar liggen, en liepen bulderend en bezopen verder. Het clownspak was verfomfaaid.
Die ochtend had S. zich geërgerd aan een verstopte afvoer. Ze had ontstopper meegebracht. “Dat spul werkt als industrieel ontstopper.”, had de verkoper gezegd. Ze liet drie volle flessen in de wastafel storten. Het putje slikte zoveel mogelijk, liet alles weer even opborrelen, waarna het goedje begon te zieden. Ze krabte met haar nagels de verharde crème vantussen de rimpels. Haar ogen zakten opnieuw naar hun oorspronkelijke positie, de ooghoeken gleden naar beneden. Ze had het gezicht van een treurige hond. Twee diepe rimpels tekenden haar wangen. De oren stonden veel te hoog om die van een mens te kunnen zijn.
Ze zette de clownsneus af. De witte badkamertegels waren kil, en deden haar voeten rillen. Het huis werd nooit verwarmd. “Zo voel ik dat ik leef.”, zei S. Voor het douchen wilde ze Servaas nog even gedag zeggen. De badkamerdeur zat vast. Ze werd paniekerig wanneer ze rookpluimpjes zag binnen glippen. S. liep naar de toiletpot, en hief zich met veel ongemak naar het kleine raampje. Ze stak haar hoofd naar buiten en wilde om hulp roepen. De drie mannen stonden in de achtertuin. Ze lachten en zongen.
"Klein vrouwtje van perkament, van je huis rest nu nog 't fundament, ons rest enkel nog jouw excrement."
De buren stonden op de achtergrond mee te neuriën.
S. sloot het raam, liep naar de douche, en draaide de kraan open. Het koudste water liet ze over haar hoofd vloeien. Het clownspak werd zwaar. Ze liet zich tegen de cabinewand naar beneden glijden en huilde. Ze sloot de ogen, bracht de handen naar het hoofd, en omsloot de oren. De haren pulseerden met het water. Het hoofd bewoog ze in cirkels onder de waterstralen, zachtjes. Ze hoorde de zee. Elke keer ze het hoofd wat verder vanonder de waterstraal haalde, hoorde ze een grote golf. Als ze trager bewoog, hoorde ze een lang uitgerekte golf die op het strand aanspoelde. Ze hoorde het zand meegenomen worden. Ze had zichzelf steeds geleerd de dood te relativeren. Ze had de zee nooit gehoord. Ze had niet gelukkig geleefd.
Alvorens het vuur de trap bereikte, raakten de leidingen verhit. De zwaveldampen van de ontstopper verspreidden zich in de badkamer.
Sanseveria werd samen met de resten van haar badkamer in een kist gegooid, en begraven op het kerkhof. Want dat is wat ze zeker niet wilde.
Een grote kaars wordt omringd door kleine kaarsjes. Wanneer de grote kaars brandt, laat ze het overtollig vet in de andere kaarsjes lopen, en verdrinkt hen.
dinsdag 13 januari 2009
Sonnet I
In reepjes liggen hun dode kinders
omarmd door moeders schoot
verwacht niet veel van mij
ieder koestert hier in helse smart
op dit stuk grond woeden vele oorlogen
in dit land zijn fronten gedwee
het vlees is slap en grauw
maar lonken doet het armee
bestendig het front,
keer pas de rug als tot stof verwaait
dat wat gij ooit begeerde
breng hier, mijn soldaat
streel zacht de spagaat
of sterf als een hond.
omarmd door moeders schoot
verwacht niet veel van mij
ieder koestert hier in helse smart
op dit stuk grond woeden vele oorlogen
in dit land zijn fronten gedwee
het vlees is slap en grauw
maar lonken doet het armee
bestendig het front,
keer pas de rug als tot stof verwaait
dat wat gij ooit begeerde
breng hier, mijn soldaat
streel zacht de spagaat
of sterf als een hond.
De eenzame vinder
Er is een man die dingen vindt,
en zich voor het buitengaan behoedt
- men bedankt hem meermaals
Maar als hij zijn pollen rond de trapleuning klemt,
om zich met loden benen de trap op te hijsen,
en hij in de spiegel zijn glimlachen aanschouwt,
"IK ZIE GEEN LICHT AAN HET EINDE VAN DE TUNNEL"
en zich voor het buitengaan behoedt
- men bedankt hem meermaals
Maar als hij zijn pollen rond de trapleuning klemt,
om zich met loden benen de trap op te hijsen,
en hij in de spiegel zijn glimlachen aanschouwt,
"IK ZIE GEEN LICHT AAN HET EINDE VAN DE TUNNEL"
Vragen omtrent mensenhandel
Zouden Thaise mannen, naar analogie met de situatie hier, Belgische vrouwen huwen, en zouden andere Thaise mannen dan ook zeggen: "Da's een gekochte."? Kan men een Belgische vrouw voor een Thaise ruilen, en heet dat dan 'een geruilde'?
Profielfoto's
Heden ten dage is een profielfoto op een netwerksite een uithangsbord ware het je werkelijke gelaat en constante vertegenwoordiger bij afwezigheid. Er zijn zij die zich wensen kenbaar te maken door middel van de foto met het pintje bier aan de lippen. Ik weet niet wat hun motivatie daarbij is.
Abonneren op:
Posts (Atom)