donderdag 30 december 2010

De heer zal bij u zijn

Henk is de man die bouwt een serre,
alle ramen met krantenpapier bekleedt
en de planten dan vertelt over het licht.
Die de snoepjes voor mee naar school
van zijn kinderen begraaft in de tuin,
dan zegt: "Ze zitten in de brooddoos."

Al het zweet dat zijn lichaam ooit verlaten heeft,
is er inmiddels langs dezelfde huid terug ingekropen.
Als mosterd wringt het zich soms nog naar buiten
maar daar blijft het enkel mosterd.

Henk is de man die schenkt een geschenk,
dan zegt: "Dat is niet voor u."
Die alvorens hij iets doet reeds zegt:
"Ik deed het enkel voor mezelf."
Waarom hoofs zijn als bizonvellen
evengoed warmte geven;
Waarom iemand verkrachten
als men evengoed meteen kan doden?

Maar iedereen denkt:
"Henk is als een grote champignon.
Te groot voor uw bakkes,
maar als ge er in snijdt,
wordt hij helemaal plat.
De planeet zal zich wel tegen hem keren."

Maar de planeet doet juist niets
en het volk zit neer
en Chrétien de Troyes moet nog geboren worden.
Maar of Chrétien nu al geboren is of niet,
dat maakt niets uit.

Het volk zal elkaar altijd vibraties
willen geven via de telefoon.
"Kunt ge mij bellen? Het is voor vibraties."
Het volk pakt geen pillen maar tabletten.
Het volk voorziet scampi's met kerst
en kaasfondue op oudjaar.
Het volk blijft tot na twaalven
maar liever lag het dan al in bed.

Onze vader,
wij zijn uw schapen en er zitten plooien in ons behang.
Henk heeft ons behang afgetrokken
want hij vond het niet schoon,
maar wij kennen Henk niet.
De heer zal u bewaren,
zoals de man die de flessen bewaart
waarin hij het laatste jaar heeft gepist.

vrijdag 3 december 2010

Paula

Dat gevoel van ergens helemaal alleen aankomen en op zoek gaan naar de blikken die zeggen:
"Kom, voeg u bij ons. Ge kent ons niet, maar ga vanaf deze dag een jaar verder en deze blik zal u zo vertrouwd lijken.
Kom bij mij, en het resterende deel van mijn leven lang zal ik niets liever willen dan samen met u kaarsen doen branden en doven. Want er is niets mooier dan een donkere kamer waar een kaars wordt in aangestoken. En als er kaarsvet op een van onze handen valt, dan doen we gewoon verder. En als onze lucifers op zijn, dan halen we gewoon nieuwe. En de geur van gedoofde kaarsen. Kom hier, en binnen een paar dagen zult ge u al op uw gemak voelen bij ons. Of alleszins bij mij. Want ik zal uitgroeien tot uw lief of uw vriend of misschien wel tot uw vijand, of ik zal eerste minister worden."
- "Maar neen.", zei Paula: "Gij zijt op zijn minst al zeventig. Dat is niet meer de moeite."
"Paula. Ge zijt nu negenentwintig. Voeg u binnen zestig jaar bij mij, en als ge tijdens het eten in slaap valt, zal ik u wakker babbelen. Ik zal roepen: "Paula!". En ge zult wakker schieten en ge zult mij vies bekijken en ge zult mij haten omdat ik u altijd wakker babbel tijdens het eten. Maar ge zou mij dankbaar zijn, want zonder mij zou ge niet meer eten en nog vroeger sterven. En ge zou rond kijken en ge zou de muren van onzen home zien en ge zou denken. Ge zou niets denken. Want oude mensen denken niet meer. Oude mensen laten alleen los. Ge denkt aan uw huis Paula. Uw huis dat er nog staat, maar waar ge van weet dat het nooit nog uw huis zal zijn. Ge denkt aan uw spullekes, en ge kijkt naar het slaapkleed dat ge nu aan hebt. En ge denkt aan waar al uw spullekes liggen. Ge denkt aan uw naaimachine. Ge denkt aan hoe ge uw kleinkinderen steeds van uw naaimachine moest jagen. "Pas op uw vingers!" En ge zijt uw spullekes aan het loslaten. En ge kijkt wat tv. Dan komt het moment dat het voor u niet meer uitmaakt of uw huis er nog staat of niet. En dan zijt ge dood. Tot binnen zestig jaar Paula."

zondag 17 oktober 2010

Ik ga op reis en ik neem mee

Het is niet de kilte in een huis dat gister nog warm was,
niet de kat die de deur krabt,
het is de lucht die zegt: "Pas op, hier gaat iemand dood gaan."

En ieders ogen die zeggen: "Als het maar niet die van mij is."
Het is de angst bij elk telefoongerinkel.
"Als het maar niet die van mij is."
De opluchting maar ook herboren angst bij een volgend gerinkel.
"Is het die van mij?"
Als kleine muisjes met angstige oogjes
klaar om doodgetrapt te worden.
Maar het is niet die van u.
Het is nog niet die van u.
Zal ik u maquilleren voor de dag waarop ge dood gaat?
"Neen, nog niet, niet vandaag.
Maar 't zal wel gaan komen."

Het moment waarop de dood zo dichtbij is gekomen
dat ze in uwe nek staat te asemen.
"Ik kleur mijn haar niet meer want het is niet meer de moeite
en ik heb geen haar meer."

Het is niet de stilte enkel doorbroken door het tikken van de wijzers van een klok,
het zijn niet de vazen waar de bloemen reeds lang alle water hebben uitgezogen.
De laatste zijn die uw huis verlaat.
Als laatste de deur achter u dichttrekken,
niet wetend wat er daarna met uw deur zal gebeuren.
"Drinkt nog een taske koffie. Het is misschien uw laatste.
En ge dronk zo graag koffie.
Denk aan al die keren ge uw deur hebt dicht getrokken,
en drink er een taske bij."

Als kind bouwde ik steeds blokkentorens,
en die blokken waren al heel erg oud.
En als ik dan opkeek, dan zag ik mijn oma in de sofa.
En dan dacht ik: "Mijn blokken zijn al heel oud,
mijn oma is al oud.
Maar mijn blokken zullen nog lang meegaan,
net als mijn oma."
Als kind duurt het niet lang
vooraleer je groter bent dan je oma.
- Joepie, ik ben groot, al groter dan mijn oma!
En ik bouw torens, ook hoger dan mijn oma.
"Maar ik word ook kleiner jongen."
-Maar waarom word jij kleiner oma?
"Omdat ik al oud ben.
Ik ben al oud, maar niet stokoud.
Ik kruip heel graag onder de wol.
Ik ben nog geen negentig.
Ik eet graag taart en zelfs met pruimen.
Pruimentaart die lijkt op appeltaart,
want appeltaart eet ik echt ontzettend graag.
Ik word ouder, want ik word sneller moe
en kindjes hebben onuitputtelijke energie.
Ik ben geen kindje meer.
Ik zal ook nooit nog een kindje zijn.
Ik zit in mijn laatste fase,
de eindspurt naar de meet."

Allez madam, ge gaat op reis.
Wat neemt ge graag mee?
- "Wat kan ik meenemen?"
Ja, dat weet ik ook niet.
- "Oké. Ik ga op reis en ik neem mee..
Niks.
Want ik ga zonder valiezen."

Naar het kerkhof gaan en kunnen zeggen,
daar ligt iets dat van mij was.
Daar ligt iets dat mij op schoot nam en in mijn wang kneep.
En ik had dat heel erg graag.
Daar ligt iets dat mij geborgenheid gaf
en vorm aan mijn bestaan. En betekenis.
Iets dat onsterfelijk leek omdat het al
veel eerder hier was dan ik.
Iets dat enkel een leven voor het mijne leek te hebben,
omdat er hoeden op de kast stonden,
en omdat die hoeden tijdens mijn leven nooit gedragen werden,
en dat die toch ooit moesten gedragen zijn,
maar niet wanneer ik in leven was."

Een tapijt, de blokkendoos, mijn oma in de sofa.
En ik die torens blijf bouwen voor mijn oma,
torens hoger dan mijn oma.
Mijn oma die naar de winkel gaat en
de deur achter zich sluit.
En ik die op de drempel voor de deur zit te wachten.
De deur zit te bewaken.
Hier woont mijn oma,
en hier zal mijn oma altijd wonen.
Ik heb mijn oma nooit elders geweten.
Dit is van mijn oma, haar stekske.
Dit is de sofa van mijn oma,
dit is haar bed.
Dit zijn de spullekes van mijn oma.
Blijft daar eens af.
Ga hier eens buiten.
Ik zal de deur wel bewaken oma.
Ik zal ze wel voor u sluiten,
zodat gij het gene laatste keer moet doen.
Ga eens weg, mijn oma komt zo thuis!

Allez oma,
ge gaat toch ni weg,
gij kent mij al zo lang!
Niemand kent mij langer.
Allez ge gaat toch niet weg zeker.
Hou mij nog eens in uw armen.
Wieg mij.
Borduur mijn naam op al uw handdoeken.
Eet mijn suikerboontjes.
Allez kijk hoe schoon mijnen toren
van suikerboontjes.
Ge zijt zo verzot op suiker.
Eet nog eentje.
Lees mij nog een verhaaltje.
Smeer mij nog een boke.
Fiets nog eens met mij achterop.
Maak nog eens uw pannenkoeken.
Rol de ballekes voor de soep.
Geef mij nog een zoen.
Allez toe ga toch ni weg.
Al mijn vrouwen verlaten mij.
Ik voel mij zo alleen zonder u.
Ik zal mijn vingers niet meer verbranden aan uw strijkijzer,
ik zal de bladeren van uw planten niet meer knippen met mijn kartelschaar,
ik zal voor u naar de winkel rijden.
Ik weet wel dat ge niet altijd zou kunnen gebleven zijn.
Toen ik klein was hoopte ik, allez, geef haar nog tien jaar.
Laat haar mij meemaken.
Want ik wil zo graag dat ze mij meemaakt.




donderdag 23 september 2010

Dit is niet het verhaal dat ik wilde schrijven

Geschreven voor "Daníell In The Sea - Jónsi & Alex".

Danielleke bij de zee.
Hij is schelpkes aan het rapen.
Met zijn kleine pollekes schept hij zo nen helenboel zand mee.
Zijn zakske zit vol zand, hoop en al vijf schelpen.

Zijn mama en zijne papa zitten op den dijk.
Beide met ne verrekijker.
Beide niets anders doend dan naar hun Danielleke kijken.
Ze houden hem in 't oog.
Het is niet dat ze zijn uitgepraat,
ze dienen het hogere doel.
Ge vraagt u misschien af:
"Waarom gaan ze niet gewoon bij hun Danielleke zitten?"


Danielleke is wa eenzaam.
Hij praat niet met de andere kindjes,
zij evenmin met hem.
Zijn ouders willen hem wat pushen.
Wachten op het moment dat een ander kindje,
ook schelpkes rapend, op Danielleke botst.
En dat het dan zou zeggen:
"Hé, gij raapt ook! Doen we samen?"



't Is winter, 't is koud.
Danielleke speelt bij de zee.
Hij raapt schelpkes, zijn zakskes zitten vol zand.
Danielleke is eenentwintig.
Hij heeft een kettingske, het zegt: "Danielleke <3."
Zijn mama zit op den dijk.
Ze heeft ne verrekijker vast, ze kijkt naar hem.
Ze heeft den bibber, ze is al oud maar niet stokoud.
Ze denkt:
"Dit is niet het verhaal dat ik wilde schrijven."

Danielleke bij de zee.
Het water kruipt in zijn
opgerolde broekspijpen.
Zijn mama zit op den dijk,
ze heeft ne verrekijker vast.
Ze denkt:
"Ga toch ni zo diep jongen."


Danielleke gaat wandelen.
Hij springt over de golven.
Hij laat ze tot aan zijn middel komen.
Danielleke is aan het wandelen.
Hij probeert nog over de golven te springen.


Het moment waarop een achtervolging een zoektocht wordt.
Wanneer "Ja, daar is ie, ik zie hem.", "Hier moet ie vast wel geweest zijn." wordt.
En dan langs een weg waar niemand woont, achtervolg je.
Maar die ene weg waarvan je met zekerheid kon zeggen dat hij daar ook was, is nu honderd wegen geworden. Wegen waar hij slechts mogelijk langskwam.
Je achtervolgt zonder te weten of je nog wel volgt.

Ge kunt geen kaarske doen branden aan de zee.

maandag 16 augustus 2010

Iets over mensen met een hond

Pasen was een succes!

Allez.
'k Zet dat gebraad op tafel - schoon gebraad, groot,
'k Was er nen hele namiddag aan bezig geweest.
"Hoe moet kik daar aan beginnen?", vraagt den Dino.
- Ja, 'k had hem uitgenodigd. Sinds zijn scheiding ist ij veel plezanter geworden.
"Gewoon aansnijden.", zeg 'k ik.
Ja, hoe speelt ge een heel varken binnen?

"Uw kinderen zijn echt ge-wel-dig!", zeg 'k hem.
Hadden die twee van den Dino dat gebraad tegen 't plafond gesmeten.
Zij: "Ja, wa nu?".

Ik naar de keuken, kasten open.
Rozijnen, niks dan rozijnen.
"'t Is rozijnenweek.", zeg 'k. "We eten alleen rozijnen!"

zaterdag 19 juni 2010

De laatst opgeblevene

Ik ben de laatst opgeblevene,
waar anderen sterven in hun slaap,
waar anderen liggen woelen in hun slaap.
Onbewaakt. En ik ben hun gevaar.
Waar anderen nooit alleen kunnen zijn en aan elkaar klusteren,
als ratten in een steeg als het koud is,
heb ik het alleenrecht op alleen zijn.

Dat is de laatst opgeblevene.
De laatste die nog alleen mag zijn.
De laatste die niet moet zeggen: "Laat mij gerust.",
om gerust gelaten te worden.
Wat hij beleeft missen anderen,
en hij beleeft alles al.

vrijdag 2 april 2010

Ik kwam is op de taart: twee

Een verhaal over baby's die als oude mensen praten.

Zoé: "'t Is te hopen dat 'k sterf voor dat mijn stoof het begeeft. 'k Heb echt geen goesting om die te laten maken. En ze geeft zo al wa zwarten damp."
....

Noor:
"Een handdruk.
Een klein broodje.
Een klein brood.
Als het een klein brood is dan zeg ik meteen een klein broodje.
Gij zijt manneke, of vrouwke.
Veertig? Ge zijt een manneke.
Twintig? Ge zijt een manneke.
Een baby is een manneke, een oudje is een manneke. Als het mannekes zijn toch.
In het leven moet men oppassen de dingen niet te veel te zeggen of ze komen onecht over.
Ik wil die promotie echt keigraag!
Ik werk nu een jaar en ik zou keigraag promotie krijgen!
Ik heb gehoord dat er een promotie op til is.
Ik zou die keigraag krijgen!"

Noor: "Zeg 'k hem taart gehaald hé."

donderdag 1 april 2010

Ik kwam is op de taart: een

Een verhaal over baby's die als oude mensen praten.
Omdat wij tegenwoordig allemaal als oude mensen praten.
Verbeeld u dat.

Verbeelden. Ik vind dat geen schoon woord. Ik zeg inbeelden.

Dit verhaal gaat over kindjes met veel ervaring. Ze praten daarom als oude menskes.
Welke namen zijn momenteel in de mode 'k ga die gebruiken.

Lotte: "Seg blondie... 'k Zeg haar 'Seg Blondie' - ze doet haar haar in 't blond hé. Die wilt ni grijs worden."
Noor: "Allez, dat die nu ni grijs wilt worden."
Lotte: "Met haar minijupen. Die denkt ook da ze nog vijftig is."

Lotte: "'t Is echt lang geleden."
Noor: "Goh ja."
Lotte: "Zooo lang zeg! 'k Geloof dat 't nog nooit zolang is geweest."
Noor: "Als 't nog is langer wordt, da vieren we."
Lotte: "Zeg 'k ben kik nimeer van de jongste zu. Nog langer.. Tegen dan zit kik onder de grond."

Oude menskes die luisteren niet naar Julie London. Oude baby's, die luisteren naar Julie London.
Mijnen baby zit in zijn laatste fase dat 'k hem nog baby mag noemen. Maar 'k heb hem vroeger altijd baby'tje genoemd. Zodat hij ook aan wat dat zijn mamzie zegt kan voelen dat hij ouder wordt hé.
De mijne heeft niet graag da'k hem baby noem. Hij geeft daarvan over.

Noor: "Zeg 'k hem taart gehaald hé."

vrijdag 12 maart 2010

Alleen dromen zijn echt natuurlijk

Het sneeuwt.
Je gaat waar je voeten
je heen brengen doch
de sneeuw leidt je voeten.
Je gaat waar de sneeuw
je heen brengt.

Wij zijn stuifmeel.
We hangen vast.
We hangen niet meer vast.
We moeten geleid worden.
We gaan waar de wind ons brengt.
Samen met de wind vallen we.
De wind verandert zijn richting.
Wij veranderen.

Imagineer.
Een lichaam dat in sneeuw niet
langer het evenwicht kan bewaren,
is een lichaam dat verdwijnt
als het de grond raakt.
GAME OVER.
Je gaat waar de sneeuw
je heen brengt.

Imagineer.
Een lichaam gaat tegen de wind hangen.
De wind valt.
Het lichaam valt.
De wind raapt het lichaam op
en blaast het rond de aarde.
De wind blijft een lichaam
rond de aarde blazen.
Dat is een lichaam dat
nooit nog zal thuiskomen.
Volgend jaar zal het
stukjes mens sneeuwen.

donderdag 25 februari 2010

Voor Amorica de Kleine

Aan mijn beste vriendin Amorica de Kleine

Hoe zich te gedragen in aanwezigheid van een mens.
Hoe zich in diezelfde omgeving te gedragen zonder een mens.
Hoe zich steeds trachten te gedragen
alsof in de aanwezigheid van een mens.

Hoe op de klok te kijken wachtend op de aankomst van een mens.
Hoe reeds vriendelijk te lachen om ongezegde zaken.
Zittend op een stoel aan een tafel.
En die mens die op zich laat wachten.