Je liefelijkheid zat altijd al in het omslaan van de pagina's
met grote handen fietsten we door boeken
- jij bent mijn ambrozijn
in je ogen zie ik mijn gelukkige dagen.
Aan de kleur van elke pagina ziet men
welke thee we die dag dronken,
en zo lezen we ons relaas,
van vele malen condenseren tegen het venster,
elkaar achteraf te drogen hangen,
en hoe we elkaar dan rigoureus op het bed puzzelden.
Een mens wordt toch zo snel oud, mijnheer.
- probeer maar eens een raam te kuisen
zonder op een oud wijf te lijken
als we samen ouder worden,
zal het zijn alsof we nog steeds jongelingen zijn
onze boeken en gezichten dan wel onder een dikke laag stof.
Wij, iets minder zoetgevooisd, wat brozer
onze tijden weldra vervlogen.
Liever dan in deeltjes te sterven, leef ik het in een ruk uit.
maandag 19 januari 2009
De dagen krimpen
Met haar vale, knokige handen smeerde Sanseveria de crème minutieus op het gezicht. Rimpels werden gevuld met een yoghurtachtige balsem. Haar nagels waren dor en lang. Ze stak zich elke avond haast de ogen uit. Met een geëxalteerde gracieusheid wierp ze een laatste blik op het gelaat. Morgen zou het goedje de kleur van haar huid aangenomen hebben. S. voelde zich graag jong. Ze gebruikte zoveel tandbleekmiddel, dat haar tandvlees afstierf en haar hele mond zweren vertoonde. "Dat spul werkt als industrieel ontstopper.", had de verkoper gezegd. Ze ontblootte de voeten en stapte in bed bij haar Servaas. Beide sliepen enkel samen als hij kort voor slapengaan in zwijm gevallen was. De man kreeg zoveel calorieën binnen dat hij slechts sporadisch de slaap kon vatten. Servaas had longoedeem en boulimie, en spendeerde veelal de hele nacht voor de televisie. Het scherm had inmiddels Servaas' gelaatskleur bepaald. Vooral The Bold and the Beautiful, kon men op de kaken volgen.
"Er is nog rijst van gisteren.", riep Sanseveria haar echtgenoot die ochtend na. De ramen van het huis waren zo gemaakt, dat het binnenshuis steeds leek te stormen. Grote holtes deden het hele huis kletteren, kleine gleufjes floten hevig. Ze had niet de tijd om vandaag Servaas' voedsel te bereiden, en klom op de fiets. Zonder aan de pedalen te raken, bolde ze de straat uit. Terugkomen kon ze enkel met de fiets aan de hand. S. had haar capuchon over het hoofd getrokken. Autobestuurders reden in een grote boog om haar heen, omdat ze dachten Sanseveria van de fiets te doen waaien, zo frêle was ze. Haar blote benen leken op knapperige, langwerpige ovenhapjes.
Ze danste elke donderdag. Vandaag kwam er echter niemand opdagen. Ze danste alleen, aan de rand van het podium. Niemand keek. Haar lichaamscontouren tekenden zich af langs de planken, door een klein obsceen raampje kon ze de voeten van de voorbijgangers zien. Sanseveria tuurde de hele tijd naar de man achter de toog. Normaliter werd de kroeg uitgebaat door Sarah-Joy, waarmee S. graag de laatste bagatellen uitwisselde. Beide vrouwen informeerden elkaar diepgaand over hun voorbije televisiedag. De man kreeg het ongemakkelijk, "U danst goed hoor, mevrouw. Voor uw leeftijd.". Sanseveria bleef turen. Ze stapte de treden van het podium af en begaf zich naar de bar. "Een koffie graag."
Naast haar leunden twee vrouwen tegen de tapkast.
"We zijn gisteren naar de zee geweest. Al mijn kinderen zijn verdronken."
"Kom dat tegen. Het kan wel varen hé. Ze worden groot zeker?"
"Neen, ze zijn dood."
"Ahja."
S. liep naar het toilet om haar werkplunje aan te trekken. Zomer jongstleden had ze een baan gevonden in Mustapha's pittabar, waar ze een kindvriendelijke, McDonald’sachtige sfeer hielp te verwezenlijken. Weldra werd ze er verwacht. Sanseveria was clown, een der Mustapha's clowns. In clownspak liet ze zich verder van de helling rijden.
"Je bent te laat."
"Maar ik heb het pak al aangetrokken."
"Je bent te laat. Vandaag geen geld."
"Dan werk ik niet."
"Dan moet je morgen ook niet komen."
S. perste een lach op de lippen, en aaide kinderen met een geveinsde tederheid. Mustapha sloot pas om middernacht, waarna S., met de fiets aan de hand, naar huis stapte. Het was koud, ze had haar broekkousen aangetrokken, hield het te grote clownsgewaad naarstig omhoog. Gordijnen waaiden stormachtig uit hun ramen, een bierglas vloog rakelings langs het hoofd. Infaam sloegen moeders hun koters. In dit hol staarde iedereen onbezield voor zich uit. S. had de vriendelijke knikken reeds geruime tijd opgegeven. Het maakte haar zo desolaat. Naakte hoeren werden verkracht door honden, omstanders besproeiden hen met bier.
"Jij daar. Huur jij niet een kamer des vaders, aan de Ketelheide?"
"Dat klopt."
"Je moet nog betalen."
"Maar, ik heb net."
"Je moet nog betalen."
"Jullie zijn gek. Vraag jullie vader maar."
"Geef ons nu wat geld, oude repulsieve kween."
"Maar ik heb geen geld."
"Dan zullen we je te grazen nemen."
Sanseveria haastte zich op de pedalen van haar fiets, en trachtte voor de eerste maal de heuvel op te fietsen. Ze hief het achterste van het zadel, en trok zich recht aan het stuur. De drie mannen stormden naar de fiets. Een pedaal brak af, en S. dook tegen de vlakte. Ze lieten haar liggen, en liepen bulderend en bezopen verder. Het clownspak was verfomfaaid.
Die ochtend had S. zich geërgerd aan een verstopte afvoer. Ze had ontstopper meegebracht. “Dat spul werkt als industrieel ontstopper.”, had de verkoper gezegd. Ze liet drie volle flessen in de wastafel storten. Het putje slikte zoveel mogelijk, liet alles weer even opborrelen, waarna het goedje begon te zieden. Ze krabte met haar nagels de verharde crème vantussen de rimpels. Haar ogen zakten opnieuw naar hun oorspronkelijke positie, de ooghoeken gleden naar beneden. Ze had het gezicht van een treurige hond. Twee diepe rimpels tekenden haar wangen. De oren stonden veel te hoog om die van een mens te kunnen zijn.
Ze zette de clownsneus af. De witte badkamertegels waren kil, en deden haar voeten rillen. Het huis werd nooit verwarmd. “Zo voel ik dat ik leef.”, zei S. Voor het douchen wilde ze Servaas nog even gedag zeggen. De badkamerdeur zat vast. Ze werd paniekerig wanneer ze rookpluimpjes zag binnen glippen. S. liep naar de toiletpot, en hief zich met veel ongemak naar het kleine raampje. Ze stak haar hoofd naar buiten en wilde om hulp roepen. De drie mannen stonden in de achtertuin. Ze lachten en zongen.
"Klein vrouwtje van perkament, van je huis rest nu nog 't fundament, ons rest enkel nog jouw excrement."
De buren stonden op de achtergrond mee te neuriën.
S. sloot het raam, liep naar de douche, en draaide de kraan open. Het koudste water liet ze over haar hoofd vloeien. Het clownspak werd zwaar. Ze liet zich tegen de cabinewand naar beneden glijden en huilde. Ze sloot de ogen, bracht de handen naar het hoofd, en omsloot de oren. De haren pulseerden met het water. Het hoofd bewoog ze in cirkels onder de waterstralen, zachtjes. Ze hoorde de zee. Elke keer ze het hoofd wat verder vanonder de waterstraal haalde, hoorde ze een grote golf. Als ze trager bewoog, hoorde ze een lang uitgerekte golf die op het strand aanspoelde. Ze hoorde het zand meegenomen worden. Ze had zichzelf steeds geleerd de dood te relativeren. Ze had de zee nooit gehoord. Ze had niet gelukkig geleefd.
Alvorens het vuur de trap bereikte, raakten de leidingen verhit. De zwaveldampen van de ontstopper verspreidden zich in de badkamer.
Sanseveria werd samen met de resten van haar badkamer in een kist gegooid, en begraven op het kerkhof. Want dat is wat ze zeker niet wilde.
Een grote kaars wordt omringd door kleine kaarsjes. Wanneer de grote kaars brandt, laat ze het overtollig vet in de andere kaarsjes lopen, en verdrinkt hen.
"Er is nog rijst van gisteren.", riep Sanseveria haar echtgenoot die ochtend na. De ramen van het huis waren zo gemaakt, dat het binnenshuis steeds leek te stormen. Grote holtes deden het hele huis kletteren, kleine gleufjes floten hevig. Ze had niet de tijd om vandaag Servaas' voedsel te bereiden, en klom op de fiets. Zonder aan de pedalen te raken, bolde ze de straat uit. Terugkomen kon ze enkel met de fiets aan de hand. S. had haar capuchon over het hoofd getrokken. Autobestuurders reden in een grote boog om haar heen, omdat ze dachten Sanseveria van de fiets te doen waaien, zo frêle was ze. Haar blote benen leken op knapperige, langwerpige ovenhapjes.
Ze danste elke donderdag. Vandaag kwam er echter niemand opdagen. Ze danste alleen, aan de rand van het podium. Niemand keek. Haar lichaamscontouren tekenden zich af langs de planken, door een klein obsceen raampje kon ze de voeten van de voorbijgangers zien. Sanseveria tuurde de hele tijd naar de man achter de toog. Normaliter werd de kroeg uitgebaat door Sarah-Joy, waarmee S. graag de laatste bagatellen uitwisselde. Beide vrouwen informeerden elkaar diepgaand over hun voorbije televisiedag. De man kreeg het ongemakkelijk, "U danst goed hoor, mevrouw. Voor uw leeftijd.". Sanseveria bleef turen. Ze stapte de treden van het podium af en begaf zich naar de bar. "Een koffie graag."
Naast haar leunden twee vrouwen tegen de tapkast.
"We zijn gisteren naar de zee geweest. Al mijn kinderen zijn verdronken."
"Kom dat tegen. Het kan wel varen hé. Ze worden groot zeker?"
"Neen, ze zijn dood."
"Ahja."
S. liep naar het toilet om haar werkplunje aan te trekken. Zomer jongstleden had ze een baan gevonden in Mustapha's pittabar, waar ze een kindvriendelijke, McDonald’sachtige sfeer hielp te verwezenlijken. Weldra werd ze er verwacht. Sanseveria was clown, een der Mustapha's clowns. In clownspak liet ze zich verder van de helling rijden.
"Je bent te laat."
"Maar ik heb het pak al aangetrokken."
"Je bent te laat. Vandaag geen geld."
"Dan werk ik niet."
"Dan moet je morgen ook niet komen."
S. perste een lach op de lippen, en aaide kinderen met een geveinsde tederheid. Mustapha sloot pas om middernacht, waarna S., met de fiets aan de hand, naar huis stapte. Het was koud, ze had haar broekkousen aangetrokken, hield het te grote clownsgewaad naarstig omhoog. Gordijnen waaiden stormachtig uit hun ramen, een bierglas vloog rakelings langs het hoofd. Infaam sloegen moeders hun koters. In dit hol staarde iedereen onbezield voor zich uit. S. had de vriendelijke knikken reeds geruime tijd opgegeven. Het maakte haar zo desolaat. Naakte hoeren werden verkracht door honden, omstanders besproeiden hen met bier.
"Jij daar. Huur jij niet een kamer des vaders, aan de Ketelheide?"
"Dat klopt."
"Je moet nog betalen."
"Maar, ik heb net."
"Je moet nog betalen."
"Jullie zijn gek. Vraag jullie vader maar."
"Geef ons nu wat geld, oude repulsieve kween."
"Maar ik heb geen geld."
"Dan zullen we je te grazen nemen."
Sanseveria haastte zich op de pedalen van haar fiets, en trachtte voor de eerste maal de heuvel op te fietsen. Ze hief het achterste van het zadel, en trok zich recht aan het stuur. De drie mannen stormden naar de fiets. Een pedaal brak af, en S. dook tegen de vlakte. Ze lieten haar liggen, en liepen bulderend en bezopen verder. Het clownspak was verfomfaaid.
Die ochtend had S. zich geërgerd aan een verstopte afvoer. Ze had ontstopper meegebracht. “Dat spul werkt als industrieel ontstopper.”, had de verkoper gezegd. Ze liet drie volle flessen in de wastafel storten. Het putje slikte zoveel mogelijk, liet alles weer even opborrelen, waarna het goedje begon te zieden. Ze krabte met haar nagels de verharde crème vantussen de rimpels. Haar ogen zakten opnieuw naar hun oorspronkelijke positie, de ooghoeken gleden naar beneden. Ze had het gezicht van een treurige hond. Twee diepe rimpels tekenden haar wangen. De oren stonden veel te hoog om die van een mens te kunnen zijn.
Ze zette de clownsneus af. De witte badkamertegels waren kil, en deden haar voeten rillen. Het huis werd nooit verwarmd. “Zo voel ik dat ik leef.”, zei S. Voor het douchen wilde ze Servaas nog even gedag zeggen. De badkamerdeur zat vast. Ze werd paniekerig wanneer ze rookpluimpjes zag binnen glippen. S. liep naar de toiletpot, en hief zich met veel ongemak naar het kleine raampje. Ze stak haar hoofd naar buiten en wilde om hulp roepen. De drie mannen stonden in de achtertuin. Ze lachten en zongen.
"Klein vrouwtje van perkament, van je huis rest nu nog 't fundament, ons rest enkel nog jouw excrement."
De buren stonden op de achtergrond mee te neuriën.
S. sloot het raam, liep naar de douche, en draaide de kraan open. Het koudste water liet ze over haar hoofd vloeien. Het clownspak werd zwaar. Ze liet zich tegen de cabinewand naar beneden glijden en huilde. Ze sloot de ogen, bracht de handen naar het hoofd, en omsloot de oren. De haren pulseerden met het water. Het hoofd bewoog ze in cirkels onder de waterstralen, zachtjes. Ze hoorde de zee. Elke keer ze het hoofd wat verder vanonder de waterstraal haalde, hoorde ze een grote golf. Als ze trager bewoog, hoorde ze een lang uitgerekte golf die op het strand aanspoelde. Ze hoorde het zand meegenomen worden. Ze had zichzelf steeds geleerd de dood te relativeren. Ze had de zee nooit gehoord. Ze had niet gelukkig geleefd.
Alvorens het vuur de trap bereikte, raakten de leidingen verhit. De zwaveldampen van de ontstopper verspreidden zich in de badkamer.
Sanseveria werd samen met de resten van haar badkamer in een kist gegooid, en begraven op het kerkhof. Want dat is wat ze zeker niet wilde.
Een grote kaars wordt omringd door kleine kaarsjes. Wanneer de grote kaars brandt, laat ze het overtollig vet in de andere kaarsjes lopen, en verdrinkt hen.
dinsdag 13 januari 2009
Sonnet I
In reepjes liggen hun dode kinders
omarmd door moeders schoot
verwacht niet veel van mij
ieder koestert hier in helse smart
op dit stuk grond woeden vele oorlogen
in dit land zijn fronten gedwee
het vlees is slap en grauw
maar lonken doet het armee
bestendig het front,
keer pas de rug als tot stof verwaait
dat wat gij ooit begeerde
breng hier, mijn soldaat
streel zacht de spagaat
of sterf als een hond.
omarmd door moeders schoot
verwacht niet veel van mij
ieder koestert hier in helse smart
op dit stuk grond woeden vele oorlogen
in dit land zijn fronten gedwee
het vlees is slap en grauw
maar lonken doet het armee
bestendig het front,
keer pas de rug als tot stof verwaait
dat wat gij ooit begeerde
breng hier, mijn soldaat
streel zacht de spagaat
of sterf als een hond.
De eenzame vinder
Er is een man die dingen vindt,
en zich voor het buitengaan behoedt
- men bedankt hem meermaals
Maar als hij zijn pollen rond de trapleuning klemt,
om zich met loden benen de trap op te hijsen,
en hij in de spiegel zijn glimlachen aanschouwt,
"IK ZIE GEEN LICHT AAN HET EINDE VAN DE TUNNEL"
en zich voor het buitengaan behoedt
- men bedankt hem meermaals
Maar als hij zijn pollen rond de trapleuning klemt,
om zich met loden benen de trap op te hijsen,
en hij in de spiegel zijn glimlachen aanschouwt,
"IK ZIE GEEN LICHT AAN HET EINDE VAN DE TUNNEL"
Vragen omtrent mensenhandel
Zouden Thaise mannen, naar analogie met de situatie hier, Belgische vrouwen huwen, en zouden andere Thaise mannen dan ook zeggen: "Da's een gekochte."? Kan men een Belgische vrouw voor een Thaise ruilen, en heet dat dan 'een geruilde'?
Profielfoto's
Heden ten dage is een profielfoto op een netwerksite een uithangsbord ware het je werkelijke gelaat en constante vertegenwoordiger bij afwezigheid. Er zijn zij die zich wensen kenbaar te maken door middel van de foto met het pintje bier aan de lippen. Ik weet niet wat hun motivatie daarbij is.
Abonneren op:
Posts (Atom)