Een landhuis.
Velden.
Een grote tuin.
Een boomgaard.
Boomgaardén.
En pal in 't midden.
In't rood.
En 's nachts helemaal verlicht.
Een platform om luchtballonnen op te laten,
een speciaal platform.
En duizend luchtballonnen,
in de lucht,
die uwe naam spellen.
In't groot.
In't rood.
Tienduizend.. - een miljoen luchtballonnen
die in't supergroot uwe naam spellen.
Over verschillende continenten gespreid de letters van uwe naam.
Een míljard luchtballonnen.
Met zeven in zo énen ballon.
De wereldbevolking ín uwe naam.
En al die hondjes maar van in hun huizekes
keffen naar hun bazekes.
Keffen, naar uwe naam.
"Smeerlap.", denken ze,
"Mij hier zo alleen laten."
Maar die bazekes:
"Neen, 'k vind 't hier schoon, 'k blijf hier hangen."
En die vlogen hoger en hoger me hunnen ballon;
uwe naam,
hoog in the sky.
's Nachts zochten die hondjes nog met
die verlichting van dat platform naar
uwe naam.
Maar geen bazekes te zien.
"Gijlen hebt ons wel, maar wij u ni."
zeiden die hondjes.
Ze zaten daar schoon.
"Ge hebt te groot gebouwd,
ge zit met lege kamers.
Ge krijgt uw eigen niet meer verhuurd.
't Hing in de lucht dat ge ging vertrekken."
En als ge heel goed kijkt,
kunt ge ergens ver bovenaan 't firmament
uwe naam zien hangen.
En zeven miljard zwaaiende pollekes.
woensdag 3 augustus 2011
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten