vrijdag 28 augustus 2009

Het is tijd - deel drie: Op een ochtend in het heelal.

De intrede van mevrouw Tafereel.
Mevrouw Tafereel zet alle dingen recht. Toen ze hier nog was, hadden wij - en wij dat zijn Tweede Persoon en ik - nooit wat te doen. Zij deed alles reeds voor ons. Een keer huilde ze dagenlang. Ons resterende gehuil heeft Mevrouw Tafereel reeds verteerd. Ons gelach ook. Ze bereidde alle taarten die we in ons leven zelf zouden bakken, richtte onze toekomstige woonsten alvast in, en bracht tijd door met de aanstaande kleinkinderen. Zij was het ook die ons door de perseïden had gezeuld.
Ja, toen zij hier was. We vierden hele dagen de nacht.
Mevrouw Tafereel had een motto. ALLES RECHT ZETTEN.
Mevrouw Tafereel was niet de personificatie van middelmaat.
ELKE SITUATIE TEN VOLLE BENUTTEN.
Mevrouw Tafereel was statig als een hoog paard.
Baby's dragen geen stiletto's! ! !
Er zijn duizend betere plekken dan deze.
En dat was de aanzet van alles; het vertrek van Mevrouw Tafereel.
Tweede Persoon en ik bleven alleen achter. En er was niets dat ons nog te doen stond.

dinsdag 11 augustus 2009

Het is tijd - deel twee: Bruggen naar ver weg.

Mijn grootvader is van het allooi mens dat steeds roerloos en schijnbaar nors overal rondhangt, en dingen repareert. En waarvan je maar moet weten dat het geen vlieg kwaad doet en je graag ziet. Dat hij je graag ziet, merk je soms. Aan zijn kleine mopjes die niet gericht zijn aan een hele groep, maar aan jou. En aan de lach en knipoog die daarbij horen. Hij kijkt je niet vaak aan, grootva, maar als hij het doet, zou men met hem naar Mars willen. Grootmoe is lief en bitterzoet. Die woorden lijken voor haar uitgevonden.
Grootmoe en grootva zijn louter fictief.

We nemen plaats aan een tafel in een wegrestaurant. Ik, Eerste Persoon, ga in het midden van een zetelrij zitten. Grootmoe schuift aan langs de ene zijde, grootva langs de andere. Onze handen laten we op de verweerde kussens rusten. Ik voel me vijf. Zij twee zullen me elk om beurt voeden, zodat ze soms zelf een hap kunnen nemen.
“Wat zal het worden?” Een zwangere brunette stapt langszij en kijkt sip. Ik staar naar haar buik. Daarna naar haar borsten. Ik word niet opgewonden. Ik denk aan haar kind. Uit het assortiment hamburgers poog ik de meest betrouwbare hap te kiezen. Geen vis, kip, zeker geen sla. Ik zeg:
“Broodje mayonaise?”
“OK. En voor meneer en mevrouw?”
“Drie broodjes mayonaise graag.”

Mijn bord lijkt het prematuur kind van mevrouw Brunette. De mayonaise loopt als kaarsvet van het bord. Een prematuur kind lijkt op kaarsvet dat van een bord loopt.

Die dag gebeurde er verder niets.

Drie weken later had ik een afspraak met Tweede Persoon, en mijn gedachten gingen geheel naar hem toe.
We zouden samen moe worden. Eerst liepen we gearmd langs waterlopen en verstopten we ons voor elkaar achter gordijnen. Daarna hadden we een gesprek. Het gesprek ging als volgt:
“Aan sommige mensjes kan je reeds vroeg zien hoe ze er als veertigjarige huisvrouw of verlepte werkman zullen uitzien. De eerste trekken van een beneveld gezicht, maar dan zonder de rimpels en nog geen voorgetekende mascara. Het zijn zij die van die clichékoppels maken. Daar heb ik een hekel aan.”
“Ja, en het worden er elke seconde meer.”
“Zijn er eigenlijk andere dan clichékoppels?”
“Jij en ik?”
“Vast wel. Wat is een clichékoppel?”
“Als ik later een vette bonus krijg op het werk, ga ik daar geen zwembad mee plaatsen.”
“Wees zoet.”

Daarna besloten Eerste Persoon en Tweede Persoon samen moe te worden.
.....................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................................

maandag 10 augustus 2009

Het is tijd.

Toen Eerste Persoon, Tweede Persoon die ochtend vroeg wat ie over het leven kon zeggen, klopte iemand aan de deur.

Maar, ze deden niet open.

Nogmaals geklop.

Ze deden niet open.

Leven is als zeulen met patatten. De oogst is reeds voorbij en alles wat men nog kan doen is zeulen met wat reeds is geweest.
Nooit zal er nog zo'n goeie oogst zijn.
Dat is leven.

Jij bent mijn knetter. Zo wat je hoort, als je plast in een vuurtje. Zei Eerste Persoon nog.